Hoofdstuk 2.3
Samen met mama zit ik aan tafel. Ze heeft haar badjas aan, haar haren zitten slordig in een knotje gepropt en ze ziet er moe uit. Waarschijnlijk heeft ze weer de hele nacht over papa liggen nadenken. Normaal gesproken ziet ze er altijd uit om door een ringetje te halen, hoe vroeg of laat het ook is. ‘Zeg, ik heb Rosanne hier al een hele tijd niet meer gezien.’ zegt ze, waarna ze een slokje van haar thee neemt. Ik slik, het valt haar dus ook al op. ‘Eh, ja dat klopt.’ antwoord ik. ‘Hebben jullie ruzie?’ Zal ik nu eerlijk zijn, en vertellen wat er is, of ga ik liegen? Het tweede lijkt me beter, mama wil altijd alles weten en gaat daar ook uren over door. ‘Nee hoor, we hebben het allebei gewoon druk met school en de andere dingen die we doen.’ ‘Oke, ik vond het al zo vreemd. Jullie hebben nog nooit ruzie gehad.’ Ik haal mijn schouders op. Ze moest eens weten. We hadden inderdaad nog nooit eerder ruzie gehad. En nu hebben we een keer ruzie, en dan is het ook meteen zo erg. We praten niet meer met elkaar, ze reageert niet op mijn mails en sms’jes..
Een kwartier later, als ik op punt van weggaan sta roept mijn moeder me nog terug. ‘Mara, je brood ligt hier nog!’ Ik zucht, stap van mijn fiets af en loop terug. ‘Dank je mam.’ zeg ik terwijl mijn moeder het brood aangeeft. Ik stop het brood in mijn tas en ga richting school.
Na 12 minuten fietsen rij ik op een lang fietspad langs de sloot. Hier en daar staan een paar huizen, maar niet veel. Het is 25 minuten fietsen vanaf mijn huis naar school, gelukkig bestaat er tegenwoordig zoiets als een iPod, zodat ik me nog een beetje kan vermaken.
Straks zit ik weer naast Rosanne in de les, de eerste dag na de kerstvakantie. Ze heeft nog niets laten horen over de brief, zou ze het al gelezen hebben? Ineens hoor ik een knal en het fietsen wordt zwaarder. Ik stop en bekijk mijn fiets. Oh nee, een lekke band. Ook dat nog!
Al vloekend zet ik mijn fiets neer en wil mijn mobiel pakken om te bellen.
‘Natuurlijk, dat kan er ook nog wel bij!’ uit frustratie roep ik het hardop. Mijn mobiel heb ik ook al niet meegenomen. Gaat echt alles fout vandaag? Ik heb twee opties: of terug naar huis lopen óf meteen door naar school. Dat maakt ook niets uit natuurlijk. Dan ga ik wel meteen naar school. Dat wordt doorlopen...
Ik kijk om me heen, verderop staat een lantaarnpaal. Ik neem mijn fiets mee, zet het tegen de lantaarnpaal en doe het op slot. Snel controleer ik nog even voor welk huis ik mijn fiets zet. Nummer 25. Ik wil net gaan lopen, tot ik ineens gerinkel van een fietsbel achter me hoor. Ik draai me om, en kijk in het lachende gezicht van Max. Hij ziet er best wel knap uit, goede kledingkeuze. En natuurlijk niet te vergeten zijn haar. Dat vond ik altijd al leuk zitten. Zijn lach is trouwens ook zeker niet verkeerd… Ik schrik een beetje van mijn eigen gedachten. Ik zie hem toch niet zitten. Ik heb hem vorig jaar nog afgewezen zelfs. Daarbij, is hij vergeleken met Mitchell is hij ook niets natuurlijk.
‘Wat doe jij nou?’ vraagt hij terwijl hij stopt met fietsen. ‘Lekke band.’ antwoord ik. ‘Heb je geen plaksetje bij je?’ Ik schud mijn hoofd. ‘Nee, jij wel dan?’ Max rommelt wat in zijn tas. ‘Nee sorry. Je, eh... Je mag wel bij mij achterop?’ zegt hij terwijl hij op zijn bagagedrager tikt. Ik twijfel even, zal ik dat nou wel doen? Ach, wat maakt het ook uit. De eerste dag na de vakantie te laat komen is ook niet fijn. ‘Graag, we moeten toch dezelfde kant op.’ zeg ik.
Reageer (1)
Leuk!
1 decennium geleden