14. the story of my ancestor
enjoy!
Lang geleden leefde er een meisje in een ver land. Ze was niet uitzonderlijk mooi, maar ook niet lelijk. Redelijk normaal. Behalve haar ogen.
Haar ogen waren het helderste blauw die iemand ooit had gezien. Ze schitterden altijd met de liefde voor haar man en haar dochtertje.
Haar leven was perfect, tot een onbekende ziekte haar dorp begon te teisteren. Mensen werden zwak en stierven.
Het meisje was bang date r iets ergs zou gebeuren met haar familie. Ze ging naar een oude man in de Bergen, waarvan mensen dachten dat hij een tovenaar was. Ze vroeg hem of hij haar de kracht van genezing kon geven. Zo zou zij het dorp kunnen helpen.
De tovenaar stemde toe, maar ze moest iets opgeven. Het mooiste wat ze had. Haar ogen.
Ze zei ja. Zij zou alles doen om haar familie te beschermen.
De tovenaar nam haar ogen en gaf haar nieuwe, plus de krachten die hij had belooft. Maar, omdat hij zo onder de indruk was van haar liefde, gaf hij haar ook nog vleugels.
Het meisje bedankte de tovenaar en vloog meteen naar het dorp. Ze hielp alle zieken. Door haar vleugels begonnen veel mensen haar Angel te noemen.
De jaren verstreken en de tovenaar werd oud. Hij wist dat hij snel zou sterven, dus hij riep Angel bij zich. Hij bracht haar naar een open plek, diep in het bos.
‘Iedere honderd jaar,’ begon hij ,’ zal een van jou afstammelingen jouw ogen erven. Dan, als ze bijna volwassen zijn, zullen ze door het lot naar deze plek worden gebracht. Daar zullen hun vleugels en krachten zich ontwikkelen. Zij zullen de mensen helpen als dat nodig is.
‘Maar zij moeten ook oppassen,’ waarschuwde hij. ‘Woede maakt van hen vreselijke monsters.’
Toen stierf hij, daar in de open plek.
Angel begroef hem in het geheim. Daarna ging ze verder met haar werk.
Angel werd niet meer ouder. Maar haar man en dochter wel. Lang nadat de tovenaar weg was, overleed de man ook. En jaren daarna haar dochter. Ze was verdrietig. Ze wachte op de volgende afstammeling. Daarna nam ze haar eigen leven.
En nu, iedere honderd jaar, komt er een nieuwe Angel om ons te helpen. Zij zal onze ziektes bestrijden als wij dat niet kunnen. Zij zal de mensen die dat nodig hebben helpen.
Ik zat met wijdopen gesperde ogen naar Carlisle te staren. Ik was even vergeten hoe ik moest praten.
‘Kiki?’ vroeg Embry. ‘Leef je nog?’
‘Weet ik niet.’
Embry lachte.
‘Dus,’ begon ik. Ik kon het niet zo heel goed geloven. ‘U wilt zeggen dat ik… mensen kan genezen van ziektes?’
Carlisle knikte.
‘Wow.’ Wat moest ik anders zeggen? ‘Wanneer kan ik beginnen?’ Dat, bijvoorbeeld. Als ik de kracht had om levens te redden, wat deed ik hier dan nog?
‘Vanavond,’ antwoorde Carlisle. ‘Ik neem je straks mee naar het ziekenhuis. Daar kan je doen wat je moet doen.’
Ik knikte.
‘In de tussentijd kun je Alice vertellen wat voor kamer je wil hebben.’
Stilte. ‘Bedoel je… dat ik hier moet blijven?’
‘Niet als je dat niet wil, natuurlijk. Wil je liever terug naar huis?’
‘Ik kan niet echt over straat gaan lopen met die vleugels op mijn rug.’
‘Die kan je intrekken.’
‘Echt?’
‘Je moet wel eerst een beetje oefenen. Je oudtante zei altijd dat het makkelijker was ze gewoon zo te houden.’
Ik knikte. Ik zou wel oefenen, ook al was het nergens voor nodig. Waarom zou ik terug naar mijn vader gaan?
Ik keek naar Edward, die me strak aankeek.
‘Ik blijf wel.’
Reageer (1)
Yeeh, al moet embry zich vast een beetje irriteren omdat hij vampiers haat .
1 decennium geledenMaar waarschijnlijk haat hij haar vader meer...
Snel verder<3