Chapter thirteen
Toen was ik terecht gekomen bij Peter en nu zit ik nog steeds bij hem. Vandaag zou ik Lucy, Susan en Edmund ontmoeten. Lucy had ik al is gezien en ik vond haar best wel schattig. Toen ik Lucy voor het eerst zag had ze een kleine strik in haar haren. Dat maakte haar nog liever. Voor de rest heb ik niet veel van haar gezien omdat ik naar een andere plek verdween. Die plek was echt beter dan bij mijn overgrootmoeder. Net zoals ik had gezegd tegen de toverstaf bracht hij me naar een betere plek. ‘Lucy doet de laatste tijd een beetje raar, laat haar maar doen.’ ‘Hoezo?’ ‘Ze vertelt dat er een wereld ligt achter de kleerkast van de professor.’ Hij wist het niet van het verhaal. Hij ging koning worden, de grootste en beste van allemaal. Lucy vond ik de prachtigste naam van allemaal. Ik zie het nog zo voor mij.‘Kom je?’ langzaam loop ik achter hem aan. Ik vond het erg dat niemand Lucy geloofde. Ook Peter is naar een groot kasteel gekomen omdat het oorlog was. Ze woonden dicht bij mij in de buurt. Ook al had ik de andere nog nooit gezien ik voelde meteen al dat ik een soort band met hen had. Ze hadden het zelfde mee gemaakt als mij. Ook werden ze opgehaald door een soort koets had Peter mij verteld. Maar niet zoals bij mij, het was een vrouw. Ze was een echte tettertante en Peter had niet echt een hekel aan haar. Maar ze was wel zeer streng. Die avond lag ik in een beter bed. Het was niet zo groot, maar de dekens pluizen niet zo hard als die van bij je weet wel. Ik lag samen met Susan en Lucy op de kamer. Lucy vertelde me haar verhalen over de faun, omdat niemand anders haar stomme verhalen wou horen. Ik wel en ik luisterde graag naar haar. De faun Tumnus was even aardig bij haar geweest als bij mij. Hij had haar uitgenodigd op de thee en trakteerde op heerlijke sardientjes. Door het woord sardientjes was ik meteen verkocht zei ze blij. Ook voor haar had hij op zijn instrument gespeeld voor de kachel. Ze had een gezellige tijd gehad bij hem. Is ze alweer bezig met haar belachelijke verhalen, nee toch gromde Edmund. Ik hou van haar verhalen zei ik met een lach. Mijn ogen werden moe en ik deelde de rest mee dat ik ging slapen. Wanneer ik zie dat Lucy uit haar bed stapt, twijfel ik niet en ga meteen achter haar aan. Ook zie ik dat Edmund, Lucy volgt. Het ziet er best wel raar uit. Ik volg Lucy en Edmund ook. Ik moet voorzichtig zijn anders kan Edmund mij zien. Wanneer ik ook de kast had gevonden zag ik veel bondjassen, maar het was niet dezelfde kast als bij mijn overgrootmoeder. Deze had geen wand. En ik kwam terecht bij de dennenbomen. Ze prikte, maar toch liep ik stug door.
Reageer (1)
Ik vind dat jou inleiding alleen al een kudo waard is(A)
1 decennium geleden