Foto bij Chapter twelve

If you love somebody, let them go. If they return, they were always yours. If they don't, they never were.

Het was er ijskoud en natuurlijk hing mijn prachtige jas nog bij een kreng van een wijf en nee ik was niet van plan om terug te gaan. Ik moet wel goed gek zijn als ik dat ook maar één keer denk. De lantaarnpaal daar had ik veel over gelezen. Hij is nog mooier dan in de verhalen. Luid geritsel verbrak de stilte. Verschrikt draai ik me om. Ze weet toch niet dat ik naar hier ben gegaan. Is ze al hier, laten we hopen van niet. Kleine stapjes zet ik achter uit, ben ik nog niet verlost van dat mens. Maar als ik goed kijk zie ik een soort van half mensje staan op poten. Wie ben jij had ik gevraagd en hij had braaf gezegd dat hij Tumnus was een faun uit Narnia. Hij had mij raar aangekeken toen ik handen wou schudden. Hij snapte niet waar dat voor diende en eerlijk gezegd ik ook niet. Maar we hebben toch maar de handen geschud en we waren samen naar zijn huis gelopen. Ik had lang met hem gepraat en ik vond het heerlijk om met hem te praten. Hij was zo lief en opeens wou hij wat spelen op een instrument van hem. Ik weet al niet meer hoe hij het noemde. Al snel viel ik in slaap voor de warme kachel. Toen ik wakker werd zat Tumnus in een hoekje te wenen. Hij biechtte eerlijk op dat hij me wou uitleveren aan de witte heks. Omdat ik mens was en dat was de opdracht van de heks. Om alle mensen uit te leveren aan haar. Maar omdat hij zo goed met mij kon opschieten kon hij dat niet over zijn hart krijgen. Ik had hem bedankt en mijn zakdoek gegeven. Je hebt die meer nodig dan mij had ik gezegd en hij had eens gelachen. Ik had van alles gevraagd over de witte heks en mijn vragen had hij beantwoord. Na een tijdje had hij me terug gebracht naar de lantaarnpaal . Niemand mag je hier zien. Ga terug van waar je gekomen bent. Ik wuifde hem na totdat hij niet meer te zien was en toen nam ik mijn staf te voorschijn. Maar ik hoorde geritsel achter de dennenbomen. Ik verstopte mij en zag hoe een klein meisje met kort bruin haar naar de lantaarnpaal kwam. Ze zag er lief uit en had zich iets warmer aan gekleed als mij. En net zoals Tumnus bij mij deed, was hij haar komen halen. Lever haar niet bij die heks uit had ik hardop gedacht. En toen besefte ik weer dat ik mijn toverstaf nog vast had. Ik had een klein lachje op mijn gezicht en zei toen naar een betere plek dan naar mijn overgrootmoeder.

Reageer (1)

  • Histoire

    Die eerste zin vind ik geniaal:Y)

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen