Can we keep him? pleaseee?
Ik vond het heerlijk om in mijn gele regenlaarsjes in de plassen te springen, en ik was dol op mijn parapluutje, dat lichtblauwe ding met schapenwolkjes en een regenboog er op. Het is geweldig om omhoog te kijken als het regent, dan zie je de lucht op je af komen.
Maar vandaag had ik meer te doen dan omhoog kijken, vandaag moest ik mijn leven laten veranderen. Natuurlijk wist ik dat nog niet, maar ik wist wel dat ik vandaag meer te doen had dan omhoog kijken, want vandaag ging ik naar de stad. En dus moest ik mama gaan roepen.
Maar vandaag had ik meer te doen dan omhoog kijken, vandaag moest ik mijn leven laten veranderen. Natuurlijk wist ik dat nog niet, maar ik wist wel dat ik vandaag meer te doen had dan omhoog kijken, want vandaag ging ik naar de stad. En dus moest ik mama gaan roepen.
We zaten in de auto, ik mocht voorin, want mijn broers wilde niet meer mee, ze hielden niet van regen en misschien waren ze wel echt van suiker. Dus was het vandaag mama en ik. Ik had nog nooit voorin gezeten, en keek mijn ogen uit. Mama’s auto was stiller dan de pick-up, ik hoorde de ruitenwissers en de regen boven de motor uit. Het duurde niet lang voordat dat ritme van het zachtjes tikken van de regen me in slaap had gesust en toen ik wakker werd, waren we in de grote stad.
Ondanks het weer was het druk op straat, een massa van paraplus. Eerst gingen we naar een warenhuis, mama zocht heel wat kleren uit voor Pa en mijn broers terwijl ik ronddwaalde over de etages. Voor mij kocht mama een nieuwe blauwe blouse, want afgelopen week was mijn favoriet in de moederboom blijven haken terwijl ik er uit sprong, hij was niet meer te redden geweest. Ik kreeg ook nieuwe schoenen, er zaten gaten in mijn oude paar. Het was niet zo zeer dat we niet het geld hadden om op tijd nieuwe kleren te kopen, maar eerder dat we het gewoon te druk hadden om naar de stad te kunnen. We wonen nogal ver van de stad af, en de paar dorpjes in de buurt hebben eigenlijk alleen een supermarkt.
Mama wilde dat mijn haar geknipt werd, en dus gingen we naar de kapper. Ik had geen idee waarom mama mijn haar niet zelf knipte, zoals ze altijd deed, maar ik vond de extra aandacht leuk en stelde geen vragen. Mijn haar werd ingevlochten, wat ik geweldig vond en de kapper zei dat ik heel mooi haar had. Zelf vond ik mijn haar niet speciaal. De kleur vond ik niet mooi. Het was grijs, zoals een muis grijs is. Het was niet zwart, en niet bruin, maar ook niet grijs zoals Pa grijs haar had, het was grijs als een muis. Wel was het heel lekker zacht, ook net als een muis, dat vond ik niet erg, het sliep lekker. Maar mijn broers hadden rood haar, ik had veel liever ook rood haar gehad. Het was dieprood, behalve bij john, bij hem was het oranje.
De kapper kon heel goed praten, hij bleef maar praten over een vrouw en haar kleine hondje, en hij maakte mama aan het lachen. Ik luisterde niet echt naar wat hij zei totdat hij over het weer begon, dat was iets waar ik wel over mee kon praten, en ik mengde me in het gesprek om hem mee te delen dat ik van de regen hield. Hij keek mee heel vriendelijk aan, hij had van die twinkelende ogen, die echt met geen mogelijkheid verdrietig zouden kunnen kijken. hij wachtte rustig totdat ik uitverteld was, en zei toen: ‘dan zul je het wel leuk vinden dat het vanavond misschien gaat stormen’. Mijn moeder was meteen gealarmeerd en vroeg om bevestiging. Hij zei dat het volkomen onverwachts was, de storm zou eigenlijk kilometers noordelijker toe moeten slaan. Ze begonnen een gesprek over de betrouwbaarheid van de weerman, haalde eerdere fouten van de arme man weer naar boven en ik was weer vergeten. Ik gaf er niets om, ik zat op mijn kapstoel te sidderen van vreugde over het idee van de storm, ik was nog nooit bang geweest van het weer.
We stapte de kapperszaak uit, de drukke straat op. De kapperszaak bevond zich wat hoger dan de straat, en je kwam er met een stenen trappetje binnen. Als je de zaak weer uit kwam, kon je de hele straat overzien, je zag een massa van snel voortbewegende paraplus, iets waar iemand echt ooit een foto van moet maken. En dat was precies wat ik mama vertelde, het maakte haar aan het lachen, wat mij weer vrolijker maakte en dat maakte de dag alleen maar beter.
We waren naar nog wat meer winkels geweest, mama kocht dingen en ik keek rond. Ik vond de grote stad leuk, door al de hoge gebouwen leek het net alsof er meer ruimte tussen hemel en aarde zat, alsof de vogels hier beter hun vleugels konden strekken. Ik vond de kleine steegjes fascinerend, ze deden me denken aan mijn gangenstelsel onder de boomgaard, en telkens als we weer langs een nieuw steegje liepen, kon ik het niet laten om er even in te kijken.
Het was in zo’n steegje dat ik hem voor het eerst zag. Ik liep zo’n tien meter vooruit, dansend in de regen en zwaaiend met mijn pluutje. Ik had hem bijna gemist, maar ik besloot op het juiste moment dat mijn dansje nog één extra draai nodig had, en keek hem toen recht in zijn gezicht.
Zijn ogen waren groen, fel groen, de heldere kleur van jong gras. Maar buiten zijn ogen was er niets helder of fel aan hem. Zijn kleding was vaal bruin/grijs in verschillende tinten. Zijn haar leek dof bruin, maar zou in feite knal geel of pimpel paars kunnen zijn, zonder dat je het kon zien vanwege het aangekoekte vuil en vet in zijn haar. Het enigste dat een lichtelijk andere tint had dan grijsbruin waren wat roodbruine vlekken die ik herkende als opgedroogd bloed.
Hij keek me aan, ik keek terug, hij keek weer naar zijn knieën. Hij kon niet veel jonger zijn dan Will. Ik voelde die steek van bezorgdheid die ik altijd voel bij de eerste keer dat ik een gewond dier zag. Alleen dan veel, veel sterker. Ik twijfelde geen moment aan dat gevoel, het kwam me volkome natuurlijk voor. Hij had hulp nodig en ik kon hulp bieden, dus liet ik me op mijn hurken zakken en strekte een handje uit naar zijn gezicht. Hij keek me vanuit zijn ooghoek aan, zonder zijn hoofd van zijn knieën af te wenden, en liet me begaan. Hij keek nieuwsgierig. Zijn hele lichaamhouding straalde een diepe vermoeidheid uit, maar zijn ogen keken helder, wakker en geïnteresseerd. Voor zover ik kon zien en voelen waren alle wonden al geheeld, maar ik wilde mama naar hem laten kijken zodat ik zeker wist dat alles goed met hem was.
Ik keek de straat weer in, en mama was blijven staan om met een kennis te praten. Mevrouw kloek, ze kwam regelmatig bij ons op bezoek. Een oud, mager, klein en praatziek vrouwtje met scherpe oogjes. Ik mocht haar wel, maar de jongens vonden haar niet leuk. Ik keek weer naar de jongen die daar zat en hij keek terug. Ik stond een moment te twijfelen en zette mijn parapluutje daarna zo in de holte van zijn arm dat hij rechtop bleef staan en de jongen droog hield. Niet dat er nog iets droog te houden viel, maar ik vond dat ik hem niet in de regen kon laten zitten.
Ik stapte de regen in om naar mama toe te lopen, en op hetzelfde moment nam mevrouw kloek afscheid. Ik weet nog dat ik even naar haar zwaaide, maar dat ze het niet zag. Nog voordat ik die tien meter naar mama had gelopen was ik al doorweekt tot op mijn huid. ‘sweety, waarom heb je je paraplu daar gelaten? Je vat nog kou’ vroeg ze met haar mooie hoge stem. ‘ik heb er weer eentje gevonden mama, kom kijken, hij heeft bloed’ en ik sleepte haar al naar het steegje toe, waar je mijn parapluutje nog om het hoekje steken zag.
“Mama, can we keep him? Pléáseee?”
Absoluut niet de eerste keer dat ik die woorden in mijn mond nam, en ik durf er verdomd veel om te verwedden dat mijn moeder, zodra ze ze hoorde, vermoeid zuchtte en trots glimlachte, zoals ze altijd deed. Ze had natuurlijk nog niet gezien dat het dit keer niet om een uit het nest gevallen vogeltje ging of een broodmagere eenoorige straatkat. Normaal gesproken, wanneer ik die woorden gebruikte, veranderde dat het leven van het arme gewonde diertje dat ik had gevonden, want mama gaf me altijd wat ik wilde. Het is dat ik van jongs af aan al een gezond gevoel voor gerechtigheid had, anders zou ik zeker verwend zijn geworden.
Maar deze dag was niet zoals normaal gesproken. Vandaag liep het anders. Die woorden veranderde niet zozeer zijn leven – hij had het hoe dan ook gered, hij was van nature een winnaar – ze veranderde het mijne. Drastisch.
‘wat heb je gevonden lieverd?’ vroeg ze. Misschien vroeg ze zich af of het dier nog te redden was, ze had er een hekel aan om mijn hart gebroken te zien als een van mijn zorgenkindjes het niet overleefde. Ze wist ook wel dat door al dat verlies mijn hart alleen maar sterker was geworden, maar ze bleef een moeder, ze wilde mijn tranen niet zien als dat niet nodig was. Misschien was ze al een smoes aan het bedenken om mij van het dier af te lijden als het ten dode op was geschreven, ze was in ieder geval al ver weg met haar gedachten toen we bij het steegje aankwamen. Ik moest even aan haar mouw schudden om haar op te laten kijken.
‘Oho!’ ze gilde een hoog meisjesachtig gilletje, en de jongen keek geschrokken naar haar op. Ze staarde elkaar een tijdje ontzet aan. Hij vertelde me later dat hij er in dat moment geen seconde aan had getwijfeld dat ik meteen door de beschermende moeder afgevoerd zou worden, weg van die bron van armoede en bacteriën. Maar toen kende hij mijn mama nog niet.
Ze zakte op haar hurken naast hem neer, precies zoals ik enkele seconde daarvoor had gedaan. ‘Hoe heet je?’ vroeg ze, haar stem nog hees van verbazing. De jongen zei niets, en bleef haar aanstaren. ‘Hoe oud ben je?’ weer reageerde hij niet, wel keek hij mij even aan, om vervolgens weer naar mama te kijken en een klein beetje van ons weg te schuiven. Mama merkte die beweging ook op en leunde wat naar achteren, zodat er wat meer ruimte tussen hen in zat. ‘negen? Je lijkt me net zo oud als mijn zoontje William’ zijn blik schoot weer even naar mij en toen keek hij mama weer aan. Hij knikte. Hij ging wat verzitten, wees naar mij en zei: ‘ze wordt nat’. Zijn stem was schor, maar warm en mama haastte zich om haar paraplu ook boven mij te houden. We stonden nu alle drie droog, ik en mama onder haar paraplu, en de jongen onder de mijne.
‘je kunt hier niet in de regen blijven zitten’ zei mama, meer tegen zichzelf dan tegen hem. ‘o, maar dat kan ik zeker wel’ zijn stem was nu eerder vurig dan warm en hij trok zijn knieën demonstratief dichter tegen zich aan, hij was vanaf dag één een beetje bijdehand. Mama was even stil van verbazing, en lachte toen haar belletjes lach. ‘lieverd, er is een storm op komst, een zware, mensen worden sterk aangeraden om vanavond binnen te blijven, en je ziet er niet uit alsof je er ook maar iets tegen kan doen als ik nu besluit om je op te tillen en in de auto te zetten. Je ziet er al helemaal niet uit alsof je een storm kunt doorstaan.’ Hij aarzelde even maar knikte toen inschikkelijk, hij had even paniekerig gekeken bij het woord ‘lieverd’ zelfs mij, als vierjarige viel dat op. ‘Bovendien lijkt het me zeer verstandig als er iemand naar die wonden kijkt, kun je lopen?’ Hij keek een moment verdwaasd voor zich uit, en toen ik hem er later naar vroeg vertelde hij dat het idee dat iemand hem zo overduidelijk wilde helpen hem had overdonderd. Hij vertrouwde mama meteen, dat effect heeft zei op mensen, vertelde hij, omdat ze ook echt te vertrouwen is.
Hij knikte, en deed een poging om op te staan. De paraplu viel uit zijn arm en hijzelf viel voorover. Instinctief had ik een stap naar voren gedaan om hem op de vangen, maar – hoe mager hij ook was – hij was te zwaar voor een vierjarig meisje zoals ik om te dragen, dus viel ik ook, achterover. Ik belande op mijn kont en hij op zijn knieën voor me, met mama’s handen onder zijn oksels die voorkomen hadden dat hij gevallen was. Hij staarde me verdwaasd aan; verbaasd over het feit dat zijn benen hem niet konden dragen? Ik wist het niet.
‘Sweetheart, hou jij de paraplu’s even vast? Dan til ik hem op’ rinkelde haar stem. ‘Goed zo, en geef hem nu de grote plu, zodat hij ons droog kan houden.’ Zo gezegd, zo gedaan, en we liepen door de massa’s paraplus zo snel mogelijk naar de auto. We zullen vast een vreemd gezicht zijn geweest, met de jongen schichtig om zich heen kijkend in mama’s armen, en met mij voor hen uit huppelend. Waarschijnlijk hadden ontelbare paraplus ons vreemd aan of na gekeken, maar ik merkte het niet. Mijn dag was perfect. Niet omdat ik iemands leven had gered, zoals ik dacht dat de reden was, maar omdat die iemand mijn leven zojuist had gered.
Ondanks het weer was het druk op straat, een massa van paraplus. Eerst gingen we naar een warenhuis, mama zocht heel wat kleren uit voor Pa en mijn broers terwijl ik ronddwaalde over de etages. Voor mij kocht mama een nieuwe blauwe blouse, want afgelopen week was mijn favoriet in de moederboom blijven haken terwijl ik er uit sprong, hij was niet meer te redden geweest. Ik kreeg ook nieuwe schoenen, er zaten gaten in mijn oude paar. Het was niet zo zeer dat we niet het geld hadden om op tijd nieuwe kleren te kopen, maar eerder dat we het gewoon te druk hadden om naar de stad te kunnen. We wonen nogal ver van de stad af, en de paar dorpjes in de buurt hebben eigenlijk alleen een supermarkt.
Mama wilde dat mijn haar geknipt werd, en dus gingen we naar de kapper. Ik had geen idee waarom mama mijn haar niet zelf knipte, zoals ze altijd deed, maar ik vond de extra aandacht leuk en stelde geen vragen. Mijn haar werd ingevlochten, wat ik geweldig vond en de kapper zei dat ik heel mooi haar had. Zelf vond ik mijn haar niet speciaal. De kleur vond ik niet mooi. Het was grijs, zoals een muis grijs is. Het was niet zwart, en niet bruin, maar ook niet grijs zoals Pa grijs haar had, het was grijs als een muis. Wel was het heel lekker zacht, ook net als een muis, dat vond ik niet erg, het sliep lekker. Maar mijn broers hadden rood haar, ik had veel liever ook rood haar gehad. Het was dieprood, behalve bij john, bij hem was het oranje.
De kapper kon heel goed praten, hij bleef maar praten over een vrouw en haar kleine hondje, en hij maakte mama aan het lachen. Ik luisterde niet echt naar wat hij zei totdat hij over het weer begon, dat was iets waar ik wel over mee kon praten, en ik mengde me in het gesprek om hem mee te delen dat ik van de regen hield. Hij keek mee heel vriendelijk aan, hij had van die twinkelende ogen, die echt met geen mogelijkheid verdrietig zouden kunnen kijken. hij wachtte rustig totdat ik uitverteld was, en zei toen: ‘dan zul je het wel leuk vinden dat het vanavond misschien gaat stormen’. Mijn moeder was meteen gealarmeerd en vroeg om bevestiging. Hij zei dat het volkomen onverwachts was, de storm zou eigenlijk kilometers noordelijker toe moeten slaan. Ze begonnen een gesprek over de betrouwbaarheid van de weerman, haalde eerdere fouten van de arme man weer naar boven en ik was weer vergeten. Ik gaf er niets om, ik zat op mijn kapstoel te sidderen van vreugde over het idee van de storm, ik was nog nooit bang geweest van het weer.
We stapte de kapperszaak uit, de drukke straat op. De kapperszaak bevond zich wat hoger dan de straat, en je kwam er met een stenen trappetje binnen. Als je de zaak weer uit kwam, kon je de hele straat overzien, je zag een massa van snel voortbewegende paraplus, iets waar iemand echt ooit een foto van moet maken. En dat was precies wat ik mama vertelde, het maakte haar aan het lachen, wat mij weer vrolijker maakte en dat maakte de dag alleen maar beter.
We waren naar nog wat meer winkels geweest, mama kocht dingen en ik keek rond. Ik vond de grote stad leuk, door al de hoge gebouwen leek het net alsof er meer ruimte tussen hemel en aarde zat, alsof de vogels hier beter hun vleugels konden strekken. Ik vond de kleine steegjes fascinerend, ze deden me denken aan mijn gangenstelsel onder de boomgaard, en telkens als we weer langs een nieuw steegje liepen, kon ik het niet laten om er even in te kijken.
Het was in zo’n steegje dat ik hem voor het eerst zag. Ik liep zo’n tien meter vooruit, dansend in de regen en zwaaiend met mijn pluutje. Ik had hem bijna gemist, maar ik besloot op het juiste moment dat mijn dansje nog één extra draai nodig had, en keek hem toen recht in zijn gezicht.
Zijn ogen waren groen, fel groen, de heldere kleur van jong gras. Maar buiten zijn ogen was er niets helder of fel aan hem. Zijn kleding was vaal bruin/grijs in verschillende tinten. Zijn haar leek dof bruin, maar zou in feite knal geel of pimpel paars kunnen zijn, zonder dat je het kon zien vanwege het aangekoekte vuil en vet in zijn haar. Het enigste dat een lichtelijk andere tint had dan grijsbruin waren wat roodbruine vlekken die ik herkende als opgedroogd bloed.
Hij keek me aan, ik keek terug, hij keek weer naar zijn knieën. Hij kon niet veel jonger zijn dan Will. Ik voelde die steek van bezorgdheid die ik altijd voel bij de eerste keer dat ik een gewond dier zag. Alleen dan veel, veel sterker. Ik twijfelde geen moment aan dat gevoel, het kwam me volkome natuurlijk voor. Hij had hulp nodig en ik kon hulp bieden, dus liet ik me op mijn hurken zakken en strekte een handje uit naar zijn gezicht. Hij keek me vanuit zijn ooghoek aan, zonder zijn hoofd van zijn knieën af te wenden, en liet me begaan. Hij keek nieuwsgierig. Zijn hele lichaamhouding straalde een diepe vermoeidheid uit, maar zijn ogen keken helder, wakker en geïnteresseerd. Voor zover ik kon zien en voelen waren alle wonden al geheeld, maar ik wilde mama naar hem laten kijken zodat ik zeker wist dat alles goed met hem was.
Ik keek de straat weer in, en mama was blijven staan om met een kennis te praten. Mevrouw kloek, ze kwam regelmatig bij ons op bezoek. Een oud, mager, klein en praatziek vrouwtje met scherpe oogjes. Ik mocht haar wel, maar de jongens vonden haar niet leuk. Ik keek weer naar de jongen die daar zat en hij keek terug. Ik stond een moment te twijfelen en zette mijn parapluutje daarna zo in de holte van zijn arm dat hij rechtop bleef staan en de jongen droog hield. Niet dat er nog iets droog te houden viel, maar ik vond dat ik hem niet in de regen kon laten zitten.
Ik stapte de regen in om naar mama toe te lopen, en op hetzelfde moment nam mevrouw kloek afscheid. Ik weet nog dat ik even naar haar zwaaide, maar dat ze het niet zag. Nog voordat ik die tien meter naar mama had gelopen was ik al doorweekt tot op mijn huid. ‘sweety, waarom heb je je paraplu daar gelaten? Je vat nog kou’ vroeg ze met haar mooie hoge stem. ‘ik heb er weer eentje gevonden mama, kom kijken, hij heeft bloed’ en ik sleepte haar al naar het steegje toe, waar je mijn parapluutje nog om het hoekje steken zag.
“Mama, can we keep him? Pléáseee?”
Absoluut niet de eerste keer dat ik die woorden in mijn mond nam, en ik durf er verdomd veel om te verwedden dat mijn moeder, zodra ze ze hoorde, vermoeid zuchtte en trots glimlachte, zoals ze altijd deed. Ze had natuurlijk nog niet gezien dat het dit keer niet om een uit het nest gevallen vogeltje ging of een broodmagere eenoorige straatkat. Normaal gesproken, wanneer ik die woorden gebruikte, veranderde dat het leven van het arme gewonde diertje dat ik had gevonden, want mama gaf me altijd wat ik wilde. Het is dat ik van jongs af aan al een gezond gevoel voor gerechtigheid had, anders zou ik zeker verwend zijn geworden.
Maar deze dag was niet zoals normaal gesproken. Vandaag liep het anders. Die woorden veranderde niet zozeer zijn leven – hij had het hoe dan ook gered, hij was van nature een winnaar – ze veranderde het mijne. Drastisch.
‘wat heb je gevonden lieverd?’ vroeg ze. Misschien vroeg ze zich af of het dier nog te redden was, ze had er een hekel aan om mijn hart gebroken te zien als een van mijn zorgenkindjes het niet overleefde. Ze wist ook wel dat door al dat verlies mijn hart alleen maar sterker was geworden, maar ze bleef een moeder, ze wilde mijn tranen niet zien als dat niet nodig was. Misschien was ze al een smoes aan het bedenken om mij van het dier af te lijden als het ten dode op was geschreven, ze was in ieder geval al ver weg met haar gedachten toen we bij het steegje aankwamen. Ik moest even aan haar mouw schudden om haar op te laten kijken.
‘Oho!’ ze gilde een hoog meisjesachtig gilletje, en de jongen keek geschrokken naar haar op. Ze staarde elkaar een tijdje ontzet aan. Hij vertelde me later dat hij er in dat moment geen seconde aan had getwijfeld dat ik meteen door de beschermende moeder afgevoerd zou worden, weg van die bron van armoede en bacteriën. Maar toen kende hij mijn mama nog niet.
Ze zakte op haar hurken naast hem neer, precies zoals ik enkele seconde daarvoor had gedaan. ‘Hoe heet je?’ vroeg ze, haar stem nog hees van verbazing. De jongen zei niets, en bleef haar aanstaren. ‘Hoe oud ben je?’ weer reageerde hij niet, wel keek hij mij even aan, om vervolgens weer naar mama te kijken en een klein beetje van ons weg te schuiven. Mama merkte die beweging ook op en leunde wat naar achteren, zodat er wat meer ruimte tussen hen in zat. ‘negen? Je lijkt me net zo oud als mijn zoontje William’ zijn blik schoot weer even naar mij en toen keek hij mama weer aan. Hij knikte. Hij ging wat verzitten, wees naar mij en zei: ‘ze wordt nat’. Zijn stem was schor, maar warm en mama haastte zich om haar paraplu ook boven mij te houden. We stonden nu alle drie droog, ik en mama onder haar paraplu, en de jongen onder de mijne.
‘je kunt hier niet in de regen blijven zitten’ zei mama, meer tegen zichzelf dan tegen hem. ‘o, maar dat kan ik zeker wel’ zijn stem was nu eerder vurig dan warm en hij trok zijn knieën demonstratief dichter tegen zich aan, hij was vanaf dag één een beetje bijdehand. Mama was even stil van verbazing, en lachte toen haar belletjes lach. ‘lieverd, er is een storm op komst, een zware, mensen worden sterk aangeraden om vanavond binnen te blijven, en je ziet er niet uit alsof je er ook maar iets tegen kan doen als ik nu besluit om je op te tillen en in de auto te zetten. Je ziet er al helemaal niet uit alsof je een storm kunt doorstaan.’ Hij aarzelde even maar knikte toen inschikkelijk, hij had even paniekerig gekeken bij het woord ‘lieverd’ zelfs mij, als vierjarige viel dat op. ‘Bovendien lijkt het me zeer verstandig als er iemand naar die wonden kijkt, kun je lopen?’ Hij keek een moment verdwaasd voor zich uit, en toen ik hem er later naar vroeg vertelde hij dat het idee dat iemand hem zo overduidelijk wilde helpen hem had overdonderd. Hij vertrouwde mama meteen, dat effect heeft zei op mensen, vertelde hij, omdat ze ook echt te vertrouwen is.
Hij knikte, en deed een poging om op te staan. De paraplu viel uit zijn arm en hijzelf viel voorover. Instinctief had ik een stap naar voren gedaan om hem op de vangen, maar – hoe mager hij ook was – hij was te zwaar voor een vierjarig meisje zoals ik om te dragen, dus viel ik ook, achterover. Ik belande op mijn kont en hij op zijn knieën voor me, met mama’s handen onder zijn oksels die voorkomen hadden dat hij gevallen was. Hij staarde me verdwaasd aan; verbaasd over het feit dat zijn benen hem niet konden dragen? Ik wist het niet.
‘Sweetheart, hou jij de paraplu’s even vast? Dan til ik hem op’ rinkelde haar stem. ‘Goed zo, en geef hem nu de grote plu, zodat hij ons droog kan houden.’ Zo gezegd, zo gedaan, en we liepen door de massa’s paraplus zo snel mogelijk naar de auto. We zullen vast een vreemd gezicht zijn geweest, met de jongen schichtig om zich heen kijkend in mama’s armen, en met mij voor hen uit huppelend. Waarschijnlijk hadden ontelbare paraplus ons vreemd aan of na gekeken, maar ik merkte het niet. Mijn dag was perfect. Niet omdat ik iemands leven had gered, zoals ik dacht dat de reden was, maar omdat die iemand mijn leven zojuist had gered.
Reageer (3)
mooi!
1 decennium geledenwaarom red hij haar leven? ben nieuwsgierig,,
ghaha. de volgende keer dat ik met mijn ma in de stad ben en een leuke jongen zie ga ik aan mijn ma vragen of we hem kunnen houden die zal raar opkijken
nja.. ik moet nu echt mijn kamer op gaan ruimen, maar ik ga proberen zo snel mogelijk verder te gaan lezen !
echt supeer!!!
1 decennium geledensnel verduurr
kusja
*is maar weer eens vergeten van zich in te loggen alvorens te lezen*
1 decennium geledenSuper verhaaltje! ö
snel het volgende stukjeee?