#1
''Weetje mam, ik heb de laatste tijd nagedacht, en ik hou je niet van je. Thuiskomen doen mensen omdat er daar mensen zijn waarvan ze houden, toch? Zo hoort het te zijn, maar het enige waar ik hier om geef is de hond. Het enige wat ik wil doen is iets terug geven voor de jaren van opvoeding, omdat ik oprechte liefde niet kan geven.''
Een vreselijk gezicht werd toen naar je getrokken. Er zaten veel emoties in, maar vooral zag je woede. Misschien is dat omdat woede van zichzelf een heel sterke emotie is? Wat je ook merkte was verdriet. De emotie, die van zichzelf niet sterk was, werd wel sterk getoont. Maar elke emotie kan sterk zijn zodra je het ook sterk voelt. Je kan je natuurlijk ook inbeelden dat het pijn heeft gedaan. Een kind opvoeden in je eentje, om erachter te komen dat deze niet van je houdt. Zelf zou je waarschijnlijk kapot zijn, maar je liep al een jaar met deze gedachte in je hoofd rond. Wanneer je ergens was kreeg je nooit heimwee, alles wat ertoe deed in dat huis was de hond. En toen de hond weg was, was er geen reden om te blijven, of wel? Thuis komen doen mensen altijd voor een bepaalde reden, meestal liefde voor de dingen die er op je wachten.
Je sleept je tas door de gang heen van je nieuwe appartement, en gooit deze vervolgens op de bank. Je woonde hier nu met een vriend. Hij was nu bij zijn vriendin slapen. Ook hij zocht iemand om bij thuis te komen, een kamergenoot. Hopelijk kon je hem geven wat hij wilde, want je was van plan te blijven. Hondje kwam op je afrennen, en begon met je allstars te vechten. Even moest je lachen. Montas was nooit goed geweest in namen, dus heeft hij zijn husky gewoon Hondje genoemd. Je ploft op de bank neer. Hier was je nu al een maand ingetrokken. Je broer en moeder zochten nog contact met je, maar telkens als je ze weer deed realiseren hoe het eigenlijk zat, kon je weer vertrekken. Veel moeite deed je er ook niet voor. Eerst probeerde je het weg te blowen. Je vond het een vreemde gedachte en wilde hem niet weer hebben, maar nu kom je het tenminste onder ogen. Wel raar, met 15 al het huis uit. Montas was een vriend van je broer, zo kende je hem. Zodra hij het hoorde bracht hij je in huis. Je was er blij om. Je voelde meer liefde voor hem dan je broer. Vriendschappelijke liefde natuurlijk. Je familie heeft nooit echt goed aangevoelt. Om het gewoon makkelijk te zeggen; je paste er niet tussen, en hoorde er niet.
Er zijn nog geen reacties.