Chapter 6.
Ik staarde haar even aan, mijn wenkbrauwen gefronst en mijn blik op verveeld. De seconde daarna zuchtte ik en dacht aan mijn goede voornemen om aardig te zijn tegen iedereen, ook tegen mensen die het eigenlijk niet verdienden.
Ik ging tegenover haar zitten. Ernst ging ook zitten, maar Athan bleef, met een verontschuldigende blik naar mij, tegen de deur aangeleund staan.
‘We zijn geboren in Griekenland,’ antwoordde ik Hermelien, ‘maar we hebben hier gewoond voordat we weer terugmoesten om naar school te gaan.’
‘Naar welke school gingen jullie?’
‘Ik ging naar Hera’s, een meisjesschool …’
‘En ik naar Heracles,’ vulde Athan aan.
‘In welk jaar komen jullie?’
Ik bestudeerde haar even. Ze was echt vervelend. Was dit een interview?
‘Het vijfde,’ antwoordde ik toen.
Het was even stil.
Toen nam Ernst het woord.
‘Het spijt me, maar ik moet nog iets heel belangrijks met Hannah bespreken. Een goede reis verder! Blijven jullie hier, Athan, Catharina?’
Athan knikte voor ons allebei.
Ernst schudde ons allebei de hand en verdween toen de coupé uit. Mijn hemel, die jongen had echt een probleem. Ik had meteen spijt van die gedachte, hoe kon hij weten dat ik geen enkele behoefte had om aan al deze mensen voorgesteld te worden? Ik zou hier toch maar even blijven, wat maakte het allemaal uit.
Ik fronste mijn wenkbrauwen.
Er was hier iets dat me steeds bozer maakte. Ik was normaal niet zo gemeen. Met een verontruste blik keek ik even om me heen, maar ik zag niks ongewoons.
Het was weer even stil.
Toen vroeg Ginny: ‘Waarom zijn jullie eigenlijk teruggekomen naar Engeland?’
Ik wisselde een blik met Athan voordat hij antwoord gaf.
‘Onze ouders wilden altijd al dat we hier naar school gingen dus toen we hoorden dat hier een ver familielid woonde besloten we om hun wens te vervullen.’
‘Je zegt dat alsof …’ zei Ginny aarzelend.
Ik zuchtte. ‘Ja. Onze ouders zijn dood. Maar om eerlijk te zijn, houd ik niet zo van medelijden en ook niet van vragen.’
Athan keek me aan en trok een wenkbrauw op.
Ik trok een wanhopig gezicht naar hem. De vermoeidheid leek als een dikke deken om me heen gewikkeld te zijn, en hij bracht irritatie mee. Zelfs mijn gedachten leken te veranderen, van het ene op het andere moment kon ik alleen de slechtste dingen van de mensen om me heen zien. Weer keek ik om me heen. Hoe kwam het dat de vermoeidheid me opeens zo aangreep?
Jezus, Hermelien had echt grote tanden.
Marcel had een vreemd hoofd.
Waarom nam Harry geen lenzen? Die bril was lelijk.
En wat had Luna in godsnaam in haar oren hangen? Waren dat … radijsjes?
Ik beet op mijn lip om er niet uit te flappen of ik ze eens van haar zou mogen lenen.
‘Cat?’
Ik keek op. ‘Ja, broertje?’
‘Kan ik je even spreken?’
‘Dat doe je al,’ zei ik geïrriteerd.
Athan’s ogen versmalden. ‘Alleen.’
'Goed,' antwoordde ik op precies dezelfde toon.
Reageer (1)
nice
1 decennium geledensnel verder