Naar het kasteel
Ik moest al snel Ronald achter laten en naar mijn familie terug gaan, ook al was ik niet van plan te vertellen dat ik had gewerkt op een schip.
‘’Ze zouden me uitlachen en zeggen maar nu echt’’ dacht ik, ‘’als ik dat zou zeggen’’
Ik hoorde voetstappen toen ik net het laantje uit liep, ik keek achter om en zag daar een paar jongens staan. Ze konden niet ouder zijn dan elf, ze keken mij ook aan. Maar toen zag ik achter hun een jong meisje nog jonger dan de andere en ze was te dun. Ze had bijna geen vlees meer op haar botten, het was erg zielig om te zien.
‘Heeft u wat eten voor ons’? vroeg ze
‘Hier’ zei ik terwijl ik een brood uit mijn tas haalde, en het aan haar gaf.
‘Dank u wel’ zei ze, en haar gezicht glinsterde van de tranen die ik nog niet had opgemerkt
‘Ik moet nu gaan’ zei ik, ‘eet smakelijk’
‘Dank u wel’ zei ze
En ik liep verder door het straatje, ik kwam al snel in de hoofdstraat uit en liep nu richting het kasteel. De poorten waren gesloten en ik zag de bewakers niet op hun post.
‘’Mooi ‘’dacht ik, ‘’dan hoef ik dus niet onder escort naar binnen’’
‘Halt’ riep een soldaat, hij kwam helemaal buiten adem bij me.
Ik vloekte binnensmonds, mislukt.
‘Ja’ zei ik
‘Je mag niet naar binnen’ zei de soldaat, ‘alleen de Royal familie, en hun bedienden’
‘Ik ben een bediende’ zei ik, ‘een nieuwe’
‘Ja ja ’ zei de soldaat, ‘dat zeggen ze allemaal’
‘Oke oke’ zei ik, en ik haalde mijn shirt van mijn schouder en liet het teken van de Royal familie zien.
‘Mijn prins’ zei de soldaat, ‘U bent terug’
‘Inderdaad’ zei ik, ‘mag ik nu naar binnen’?
‘Natuurlijk’ zei hij, ‘maar ik zou jou niet willen zijn’
‘Hoezo’ zei ik
‘De koning is een klein beetje boos’ zei de soldaat
‘Oh zo’ zei ik, ‘dat kan kloppen’
‘Maar gaat u naar binnen’ zei de soldaat
‘Dank je’ zei ik, en ik liep naar binnen.
Al snel was ik door de deur heen en ging naar de troonzaal, en ik had pech want daar zat mijn hele familie. Met mijn zusjes en al, ik rolde met mijn ogen en liep naar binnen.
‘Dus je dacht ik kom maar eens terug’ zei mijn vader, ‘na een lange tijd’
‘Ja vader’ zei ik
‘We waren ongerust’ zei mijn moeder
‘Het spijt me maar ik moest er even uit’ zei ik
‘Ja ja ’ zei mijn vader, ‘dat zal wel weer’
‘We hebben straks een afspraak met Cassandra’ zei mijn oudste zusje, ‘daar krijgen we nieuwe kleren voor een feestje’
‘Leuk’ zei ik met sarcasme
‘Je gaat’ zei mijn vader, ‘dat is punt een van je straf’
‘en wat is punt twee’ zei ik
‘Je mag niet meer varen tot dat het bal is geweest’ zei mijn vader
‘Maar dat is nog twee weken’ zei ik
‘Ja inderdaad’ zei mijn vader
‘Nou ja ’ zei ik, ‘mijn vrienden gaan mee naar het bal’
‘Wat’ zeiden mijn zusjes
‘Ja’ zei ik, ‘mijn beste vriend en de kapitein’
‘Echt’? vroegen mijn zusjes, ‘hoe zien jouw vrienden er uit’
Ze gingen om me heen staan en bestookte me met vragen, ik keek verward naar de een en dan naar de andere.
‘Dat maakt nu niet uit’ zei mijn vader
‘Ik ga nu naar mijn kamer’ zei ik
‘Kan niet we gaan naar de klerenmaakster’ zei mijn moeder
‘Oke’ zei ik, ‘laten we gaan’
We, ik/mijn zusjes en mijn moeder, gingen naar Cassandra, om kleren te laten maken, we gingen met een koets. Ik keek naar buiten en zag de straten, ik zag de kinderen die speelde. En daar zag ik dat meisje die ik brood had gegeven, ik keek verder en zag dat de jongens er ook bij waren. Maar al snel stopte de koets en waren we aan gekomen, nou ja dat dacht ik.
‘Hier stap ik uit’ zei Sandra, zij was mijn jongste zusje.
‘Wat, waarom’ vroeg ik, ‘dat is gevaarlijk’
‘Weet ik’ zei ze, ‘maar ik hou van dansen’
‘Dan ga ik mee’ zei ik, ‘asjeblieft’
‘Oke’ zei ze, ‘vooruit dan’
Ik liep met haar mee, maar ze was te snel. Ze rende, en zo snel was ik niet. Ze was het snelst van iedereen, ik probeerde het maar kon haar niet inhalen. Toen ik eindelijk daar was , waren mijn andere zussen en mijn moeder ook.
‘Haai’ zei ik met een grijns, ik hijgde ook een beetje uit.
‘Dus daar ben je ’ zei mijn moeder
‘Sorry’ zei ik
We liepen al snel naar binnen en gingen zitten, mijn moeder legde uit wat voor jurken ze wou hebben. Ik was al snel aan het dagdromen, en keek naar het gordijn.
Wie zou dit allemaal aan het opschrijven zijn? Vroeg ik me af
Ik keek weer naar het gordijn, en toen zag ik een schaduw bewegen. Ik keek naar mijn moeder, maar ik hoorde geen woord van wat ze zei. Ik keek verveeld rond, en ik zag allemaal jurken hangen. Er waren niet veel pakken.
‘We gaan’ zei mijn moeder
‘Oke’ zei ik, voor het eerst weer aan het luisteren
Reageer (1)
Haha! Leuk!
1 decennium geleden