Het begon al donker te worden, hoewel het nog niet heel laat was. Een duidelijk voorteken van de zomer die om z'n einde liep, en die langzaam maar zeker werd vervangen door een ijzige, donkere wereld. Wat haatte ik de herfst en de winter toch. Ik haatte de regen, de sneeuw, de wolken die de zon verborgen hielden en school maakte dat alles nog eens beroerder.
Ik voelde mijn hart bonken en ik hijgde van de inspanning. Ik zat op mijn fiets op weg naar huis. Nu ja, eigenlijk ging ik vrijdagavond nooit rechtstreeks naar huis, meestal ging ik nog even naar het park om even te genieten van de natuur, en van de rust van het alleen zijn. Alle stress verdween dan, het was een wekelijks ritueel. Mijn liefde voor de natuur en mijn groene vingers, die had ik van mijn vader geërfd. Mijn vader. Ik slikte de brok in mijn keel weg.
Het was vrijdagavond, wat mij betreft de beste avond van de hele week. Die gedachte zorgde ervoor dat mijn mondhoeken een beetje omhoogkrulden, alsof het een feestavond was na vijf dagen zwoegen en afzien.
De weg was een beetje glad door de miezerregen van een halfuurtje geleden. Je kon de vochtigheid in de lucht nog goed waarnemen. Het was weer een beetje donkerder dan daarnet, en ik vroeg me af of ik in het park zou langsgaan. Als het op dit tempo steeds donkerder ging worden, wat had het dan nog voor zin? Ik keek om me heen. Ach, waarom ook niet. Misschien was dit een van de laatste keren, want mijn moeder hield er niet van als ik lang in het donker wegbleef. Dat had ze me ook duidelijk gemaakt. Ik sloeg de weg af richting het park.

De donkere vormen van de bomen maakten grote schaduwen op het weggetje, waardoor ik bijna geen steek meer kon zien. Misschien was het toch niet zo'n goed idee om hier te komen, dacht ik bij mezelf. Ik deed mijn voorlicht aan. Ik slaakte een zucht van afgrijzen. Een maand geleden zou het hier niet meer zo donker zijn geweest, en nu? Wat veranderen de seizoenen snel. Ik stapte op mijn fiets en maakte een rechtsomkeer, en vervolgens fietste ik zo snel mogelijk naar de uitgang. Ik voelde vele twijgen en takken onder mijn fietsbanden kraken en knisperen. Ik keek naar het licht dat mijn voorlicht maakte op de grond en probeerde zo de weg te bepalen. Opeens lag er een object vlak voor mijn fiets. Ik schrok zo hard dat ik wegslipte. Alles gebeurde opeens razendsnel. Ik slingerde van mijn fiets en kwam een meter verder op de grond. Mijn handen deden pijn van de scherpe twijgen, en mijn rug tintelde van de val. Ik kreunde en keek naar mijn fiets, die helemaal op zijn zij en gedraaid lag. Het achterwiel draaide nog een beetje.
Met veel moeite kon ik rechtkomen. Mijn rug deed echt pijn. Ik strompelde naar mijn fiets. Gelukkig was er geen schade, maar ik was wel benieuwd naar het object dat mijn val had veroorzaakt. Mijn hand ging tussen de bladeren op zoek naar iets hards, en toen ik het had gevonden, vormden mijn wenkbrauwen zich tot een verbaasde frons.
Het was een boek.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen