The seven doors 25
”Hier is de deur. Succes”, mompelde Dara terwijl ze tevergeefs probeerde haar bezorgdheid te verbergen. “Vergeet niet de plek te markeren waar je naar buiten komt. Als je die niet meer terugvind, raak je nooit meer terug.”
“Ja, Dara we weten het”, zuchtte Skipper. Dit was al minstens de honderste keer dat ze het zei.
“Kom we gaan dan maar,” spoorde Sara de jongens aan, “Vergeet je ogen niet te bedekken.”
De doeken die ze voor hun ogen bonden waren een ideetje van Skipper. Het had dus een heleboel voeten in de aarde gehad om Arthur er van te overtuigen dat dit het beste was wat ze konden doen. Het was eigenlijk heel simpel. De doeken waren een soort van sterke zonnenbril, zoals Sara ze omschreef. De anderen hadden nog nooit van zo’n ding gehoord. Het kwam er op neer dat ze alles zagen, maar in vale bruine tinten. Wat een stuk minder mooi was, als in felle kleuren. Nu hoopten ze maar dat het genoeg zou zijn om de betoverende werking van het landschap achter de deur te omzeilen. Er zat niets anders op dan de gok te wagen. Arthur ging voor Sara staan en ging als eerste de deur door. Zijn mes, dat hij bij zich had gehad toen hij in deze wereld beland waren en het enige wapen dat ze hadden, hield hij stevig in zijn vuist geklemd.
Reageer (1)
Ik hoop echt dat ze de betovering kunnen weerstaan!
1 decennium geledenSnel verder!!!