Chapter eight
De puzzelstukken vielen allemaal op zijn plaats. Ze geloofde niet in sprookjes dat was een leugen. Ze was zelf een sprookje en dat ging ik bewijzen ook. Maar dat kon ik alleen maar als ik de klok bij mij had. Normaal gezien zou dat toch een poort moeten zijn. Ik had haar ogen wel gezien toen ik het vroeg. Haar ogen spuwde vuur. Ik had me vreselijk gevoeld toen ik met kleine stapjes haar vieze leven ontdekte. Ze had mijn oma vermoord denk ik want ze voelt net zoals de vrouw buiten heel warm aan. Net of haar hartje nog klopt. Al die mensen dat in haar tuin stonden dat waren al zeker 20 mensen, hoe kon ze dit toch doen. Mijn tranen waren op die kon ik niet meer laten vallen. Maar ik moest hier uit of ik zou ook eindigen als mijn oma. Het ergste van al vond ik dat ze mijn oma gebruikte als geen gewoon standbeeld. Je kon zien dat mijn oma haar handen voor haar gezicht houdt, omdat ze bang is en niks meer durft. Dat kon ik van haar gezicht aflezen. Maar het schoonste van al dat ze daar allerlei lelijke spullen opzet dat vindt ik verschrikkelijk. Ik haatte haar en nu wist ik waarom ik als klein kindje ook niet van haar hield. Het is al van haar hoofd af te lezen. Ze is daadwerkelijk een heks. Een heks met lange grijze haren. Verdomme ze zet mensen om in standbeelden en ze heeft lang grijs haar. Waarom komt me dat toch zo bekent voor dacht ik op dat ogenblik. Jadis wist ik toen meteen. Ik had haar ontcijfert ze was Jadis. Alleen heeft ze blonde haren maar het zijn juist diezelfde haren als die van mijn overgrootmoeder. Met de zelfde glans. Of ze even hard krult weet ik niet, de witte heks heeft meestal haar haren in een vlecht. De witte heks van Narnia. Hoe kon ik dat aan Peter vertellen hij zou me toch niet meer mogen. Peter beter bekent als peter mijn koning. Achja was mijn koning. De tranen vormen een klein meertje in het zand. Ik heb hier al te lang gezeten. Mijn spieren doen pijn van het zitten en overal ben ik stijf. Ik stond op en al snel kwam ik in een bos terecht. Ik kan niet meer lopen, dat lukt echt niet meer. En met een plof laat ik me vallen op een boomstronk. Wat best wel pijn deed. Net wanneer ik terug in gedachten verzonken was, staat opeens Peter voor mij. Hij biedt mij zijn hand, maar ik weet niet wat ik daar van moet denken. Bevend neem ik zijn hand en hij neemt me mee het bos uit. In een klein Engels cafeetje daar zitten we nu en ik geniet van het frisse water die ik beetje bij beetje opdrink. Ik voel me weer even goed in mijn hoofd maar wanneer die vrouw met haar lang blond haar in het cafeetje binnen stapt was ik al snel terug in gedachten verzonken.
Reageer (1)
Ow jee
1 decennium geledenStomme witte heks
Ocharme haar oma