Thuis
'Dit is je kamer.' zei mijn tante, iets té enthousiast. Ik glimlachde, maar ik voelde weer tranen opwellen. De bel ging.
'Ik moet even open doen. Als je iets nodig hebt, zeg je het maar.' Ik knikte en mijn tante liep weg. Dit was dus mijn nieuwe kamer. Het voelde niet thuis. Net zoals mijn nieuwe school, mijn nieuwe klas, mijn nieuwe fiets, mijn nieuwe leven.
Ik opende mijn koffer, die op het bed lag. Boven op mijn kleren lag een fotolijstje. De foto was al zo'n vijf jaar oud. Hij was in de zomer gemaakt. Mijn vader had een rode kop en mijn moeder een zonnebril op. En ik, ik zat op mijn vader's schouders. We lachten breed, onwetend van wat er komen zou. Een traan biggelde over mijn wang, viel en belandde op mijn vader's hoofd. Ik veegde het af met mijn mouw en pakte het fotolijstje op.
'Eerst jullie een mooi plekje geven.' zei ik. Ik glimlachde naar de foto, als of ik verwachtte dat mijn vader of mijn moeder terug zou lachen. Toen dat niet gebeurde zette ik het lijstje op mijn nachtkastje. Ik verzette hem een beetje, tot het precies naar mijn zin was.
Ik ging op mijn zij op mijn nieuwe bed liggen en staarde naar de foto. Ik hoorde de regen tegen het raam tikken. Raar, maar ook al was het augustus, deze week was het opeens weer gaan gieten. Mijn tranen deden met ze mee.
Langzaam viel ik in slaap. Ik zat in een auto. We waren op weg naar huis van vakantie, het was een zomerse dag en mijn rug plakte tegen de rugleuning. Ik zat met mijn oortjes in te lezen, onder de muziek door hoorde ik mijn ouders praten. Hun stemmen werden luider en al gauw begonnen ze tegen elkaar te schreeuwen. Ik trok mijn oortjes uit mijn oren.
'Je denkt ook altijd dat je alles beter kan, hè! Doe eens niet zo koppig!' riep mijn moeder.
'Koppig? Wat ben jij dan, wou je zeggen?' schreeuwde mijn vader terug. Mijn vader lette niet op de weg, en ik zag het al aankomen.
'Pap! De weg!' Hij draaide zijn hoofd, maar het was te laat. Met een hoop lawaai botsten we tegen de vrachtwagen voor ons.
'Myrna! Wordt wakker!' Ik opende mijn ogen, en zag tussen de tranen door de speelse ogen van mijn tante. Ik deed meteen mijn ogen weer dicht.
'Papa. Mama. Ze zijn dood.' snikte ik door mijn tranen door, terwijl mijn tante me tevergeefs probeerde te troosten. Ik leek wel een klein kind dat haar knuffel kwijt was, maar ergens ver weg wist ik dat dit de realiteit was.
De week erna ging ik naar school. Mijn tante zei dat het beter was als ik dat deed, de draad weer oppakken. En natuurlijk luisterde de brave Myrna daar naar.
Ik ging in de klas zitten, al lang blij dat de leraar me mezelf niet liet voorstellen voor de klas. Er ging een meisje naast me zitten.
'Hé, ben jij nieuw hier?' zei ze. Ik knikte, zonder op te kijken.
'Ik heet Shirley, en jij?' Ik keek op, haar blauwe ogen waren vrolijk en stralend.
'Myrna.' zei ik, bijna onhoorbaar. Ze glimlachte naar me. Alsof ze het begreep. Ik keek weer naar mijn boek, maar ik zag niks.
'Ben je verhuisd?' Ik knikte, nogmaals zonder op te kijken.
'Ken je al wat mensen hier?' Deze keer schudde ik mijn hoofd.
'Wil je vanmiddag mee gaan naar mijn huis?' vroeg ze vriendelijk. Ik keek haar weer aan.
Op dat moment werd het muisstil en begon de leraar te spreken.
Ik glimlachte naar Shirley. De eerste glimlach in twee weken die ik ook echt meende.
Reageer (1)
Ah, dat is zo zielig
7 jaar geleden