Opdr. 2 [Deceptive]
Zijn ogen gleden over de zachte stof. De donkere kast kraakte toen hij de lade openschoof. Het zachte geluid van hout tegen hout vermengde zich met het levendige Rome. Het ooit levendige Rome. De lichtgrijze rook kringelde uit de uitlaat van het tram-achtige vervoersmiddel dat een schurend geluid produceerde door de kortstondige ontmoetingen met de rails. De vaart werd geminderd tot het bij het in- en uitstappunt stilstond. De man die uitstapte had er, met zijn donkere gleufhoed, trenchcoat en koffertje misschien verdacht uitgezien. Maar niet in een buurt als deze. Een grijns sierde het gezicht van Masimo. Hij kon uit het verwaande, tevreden gezicht van Aurelio opmaken dat zijn klus goed verlopen was. Hij trok in een soepele beweging het zwarte gewaad, dat geweven was van een soort soepele stof, uit de donkere kast en schoot het aan. Met de al even donkere kap op zijn hoofd zou niemand kunnen zien dat hij het was. Hij deed een greep naar de goudkleurige sleutelbos, cliché verborgen in een bloempot, en liep naar buiten. Zodra hij de drie trappen was afgestormd en de deur opensmeet, voelde hij een vrije sensatie door zich heen stromen, alsof er een woeste stormgolf recht uit de zee tegen hem opbeukte. Genietend sloot hij zijn ogen. Na een paar minuten begon hij ineens op een flink tempo te lopen. Langs kleine pizzeria's, smoezelige etalages en louche cafés. In de verte kwam het half afgebrokkelde, ronde gebouw in zicht. De grote open ramen, de tribunes. Hij voelde zijn hele lichaam tintelen. Zijn gedachten dwaalden af naar het ceremonieel waar hij en alle anderen doorheen zouden moeten. Onwillekeurig gleed zijn linkerhand naar zijn rechter onderarm. De gebrandmerkte tekens stonden als een bizarre tattoo op zijn huis gedrukt. Een ineengevlochten tekening van een mes met één druppel bloed. En hij wist dat het bloed aan het mes vanavond maar tijdelijk dat van hem zou zijn. Hij was nog maar enkele meters van het enorme monument vandaan. Hij liep recht over alle stukken puin, klauterde langs andere brokstukken en vond zichzelf in het midden van het Colosseum. Een rechthoekige, stenen tafel lag klaar. Langzaam druppelden andere figuren ook het ronde plein op. Één klein mannetje, een gezette forse man, twee mannen die qua postuur net Masimo waren. Allemaal bogen ze voor hem. De eerste zin die hij sprak sneed als een mes door de nacht. 'Waar is de rest?!' Lichtelijk in paniek keek de kleine man in het rond. Door zijn wilde bewegingen gleed de kap van zijn hoofd, waardoor een gezet gezicht en een gemillimeterd kapsel onthuld werd. Een litteken liep horizontaal over zijn voorhoofd, maar gleed rechts spontaan omlaag over zijn ingevallen wang. De wallen en de grauwe huid wekten de indruk dat deze man wel wat slaap kon gebruiken, maar het maakte hem duidelijk niet veel uit hoe hij eruitzag. 'Guglielmo is te pakken genomen. Ze hebben zijn ogen.' Woedend staarde Masimo hem aan. 'Hoe zit het dan met Savino? Pedro? Zijn ze teruggekrabbeld?!' 'Ze zijn... Weg. Hun lijk is niet te vinden. De overheid heeft ze. Binnenkort is een van hen oren en een mond kwijt. Ongeschonden lijken zullen niet worden- ' 'Dat weet ik heus wel! Wie denk je dat je bent? Kleine Zanipolo!' De naam kwam met walging uit zijn mond, alsof hij keek naar een stuk rottend vlees. Het kleine mannetje deinsde haastig achteruit en knielde. Kleine stofwolkjes van de droge ondergrond waaiden op bij zijn voeten toen hij geagiteerd begon te ijsberen. Aurelio had zijn werk tenminste goed gedaan. De man had de moeite niet genomen om zijn trenchcoat te verruilen voor de mantels die alle mannen in de open plek droegen, maar Masimo keek hem aanzienlijk minder woedend aan, maar niet tevreden. Nog niet. Hij legde het koffertje voor hem neer. Masimo gebaarde met zijn hand in een willekeurig wegwerp-gebaar. 'Je geld komt later wel, huurling.' Aurelio had ooit geprobeerd erbij te horen. Maar hij zocht zijn heil elders. Effectief. Aurelio was de meest succesvolle en tegelijkertijd meest onbekende huurmoordenaar tot in verre omstreken. Mensen kwamen niet naar Aurelio toe. Vice versa. Masimo bukte bij het zwarte koffertje, met de zilveren sloten. Hij duwde de nummers tevoorschijn. 616. Met een klik schoof het slot open, en met trillende handen duwde Masimo het koffertje open.
Hij trok met een tevreden grijns de donkere das boven zijn parelgrijze pak recht. Met leren schoenen en net geknipt haar zou hij niet uit de toon vallen tussen de wolkenkrabbers. Het was stom geweest om te kijken in Sienna, in Verona. Rome was het epicentrum. Zodra hij de groezelige dubbele deuren van het scheefgezakte gebouw uitstapte kwam er een zwarte auto aanrijden. Masimo had niets op met auto's, maar zelfs hij genoot van de nieuwe geur en de zachte bekleding binnen. Zonder dat de motor een geluid maakte trok hij op. De wolkenkrabber waar de auto niet veel later voor stopte was niet de grootste, maar desalniettemin keken voorbijgangers enigszins bewonderend naar de zilveren, wuivende lijnen die willekeurig over glas leken te bewegen. Hij haalde koelbloedig zijn pasje langs de detectoren. Als hij klaar was zou hij pas op moeten schieten. Hij stapte in de laatste lege lift, met goudkleurige deuren die met een zacht geluid dichtschoven. De kabels trokken hem tot de vijfde verdieping. Nog steeds verborg hij zijn grijns achter het zorgvuldig opgezette pokerface. Nog maar een paar meters... 'Pardon signore. Kan ik u ergens mee helpen?' 'Ja, grazie. Ik zoek het kantoor van Cristoforo Mercante.' De man wees naar het glazen kantoor waarnaar hij op weg was. 'Ah, dan zat ik toch goed. Tot ziens.' Met een blik vol schaamte wendde de bewaker zich af toen hij doorhad dat hij een ervaren zakenman de weg had willen wijzen. Eenmaal in de lege glazen kamer met het rijke bureau en de dure leren draaistoel legde hij zonder omhaal het koffertje op tafel. De binnenkant was compleet opgevuld met zijde, donker zwarte zijde met één deukje in het midden. Masimo pakte met een leren handschoen om de haast stralende, kleine ronde robijn uit het deukje in de koffer. Ruw en ongesneden. Zodra de robijn het mahoniehout van de tafel raakte draaide Masimo zich om. Toen de lift beneden stopte en hij richting zijn auto liep, werd hij overspoeld door het tintelende gevoel van succes. Rome zou weer van hem worden. Terwijl de auto vertrok richting het Colosseum haalde Masimo uit een zijvak een nieuw gewaad. Hij rende bijna het Colosseum in. Hij moest opschieten. Hij glipte dit keer langs een open stuk grond, tot dat hij voor een kooi stond. Hij prutste even met het slot. Zijn handen werden steeds onvaster. Toen schoot de grote metalen deur van tralies open. Hij trok hem met een klap achter zich dicht en haastte zich ondergronds. Hij volgde zonder na te denken de tekenen op de muren terwijl de vochtige gang gevuld werd met het galmende geluid van zijn schoenen tegen de scheve, bobbelige ondergrond. Hij zag aan het einde van de gang het licht al, hij hoefde alleen nog maar binnen gelaten te worden... De wereld begon om hem heen te schokken. Langs zijn schouders rolden kleine brokstukken. Gejaagd bonsde hij op de deur. Niks. 'Zanipolo!' Een schel gelach voegde zich bij de rommelende aarde. Achter zich zag hij een lichtje. Het kwam steeds dichterbij...
Reageer (2)
Toegegeven; ik vind 'm zelf ook niet al te best, ik zat soort van onder tijdsdruk... vond het zo kut om nergens mee aan te komen. Maar veel succes de rest
1 decennium geledenDeze inzending stelt me teleur. Het is een goed idee en de plaats is mooi gebruikt, maar om eerlijk te zijn snap ik geen snars van wat er hier aan de hand is. Een robijn, een geheim genootschap en een huurmoordenaar. Wat is er met die verdwenen leden? Wat is de bedoeling van de robijn? Waarom is dat genootschap er? Je laat zoveel vragen open die gemakkelijk beantwoord zouden kunnen worden. Ook, dit open einde irriteert me een beetje. Normaal gezien hou ik van open eindes, maar hier laat je, weeral, teveel vragen open. Wat is dat lichtje? Wat gebeurt er? Hoe zit Zanipolo hierachter? Niet je beste inzending, naar mijn mening.
1 decennium geleden