Chapter 4.
Joost heeft ook geen achternaam want die is belachelijk in het Nederlands en in het Engels. Ik kijk gewoon een beetje wat ik het beste vind klinken. Malfoy klinkt wel beter dan Malfidus....
Hij opende de deur. ‘Dit zijn Laura Madley,’ hij wees naar een meisje met springerige krullen, ‘Walter Whitby,’ een jongen met woeste krullen, ‘Susan Bones,’ een meisje met een schuchtere uitdrukking op haar gezicht, ‘en Joost,’ een jongen met een vrolijk gezicht.
Iedereen staarde ons aan.
Ik weerstond de neiging om mijn gezicht tegen Athan’s schouder te verbergen.
‘Aangenaam,’ mompelde ik.
Ernst keek even in het rond en leek toen te besluiten dat we hier wel even konden gaan zitten. Met een deftige houding zette hij zich neer op een van de banken. Athan, Hannah en ik volgden zijn voorbeeld.
‘Dus jullie zijn nieuw?’ vroeg een van de meisjes waarvan ik de naam onmiddellijk alweer vergeten was. Ik knikte en schudde even met mijn schouders als om mijn verlegenheid af te schudden. Dat sloeg nergens op. Ik deed dit al eeuwen, naar een nieuwe school gaan.
‘We zaten eerst op twee verschillende scholen in Griekenland, maar we besloten om toch hier terug te komen,’ vervolgde ik. ‘Het is een van de enige scholen waarbij jongens en meisjes worden toegelaten.’
‘Hebben jullie ouders jullie hierheen gestuurd?’ vroeg het meisje dat Laura heette.
Ik schudde mijn hoofd en voelde hoe Athan een arm om me heen sloeg.
‘Onze ouders zijn al heel lang dood.’
Er viel een stilte.
‘Dat spijt me vreselijk,’ zei Hannah als eerste met een verschrikte blik in haar ogen en met bevende stem.
Athan nam het woord.
‘Het is al lang geleden. We wonen bij een heel ver familielid.’
Weer een stilte.
Athan glimlachte, iets dat zeer aanstekelijk was. ‘Laten we het daar niet over hebben. Vertel eens wat over het leven hier.’
Gretig haakten de Huffelpuffers daarop in. Na een vol kwartier met vrolijk geklets stond Ernst pompeus op. ‘Wij moeten weer verder. Tot zo!’
Met een glimlach zag ik hoe de mensen in de coupé elkaar vol ongeloof aanstaarden toen we de deur achter ons dichttrokken. Mijn gehoor, dat behoorlijk sterk was, liet me toe hun gesprek nog steeds te volgen.
‘Oh mijn god! Het lijken wel twee Griekse goden!’
‘Wat een mooie ogen.’
‘Ze zijn toch heel aardig…’
‘Ze zijn heel close, dat kun je wel zien. Tweelingen!’
‘In welke afdeling zouden ze komen?’
‘Ik weet helemaal niet hoe ze dat sorteren na het eerste jaar?’
Meer hoorde ik niet, doordat Ernst vol ongeduld stond te wachten voor een andere coupé.
Ik rolde met mijn ogen.
Toen hij die binnenstapte wisselden Athan en ik een geamuseerde blik Hij had hetzelfde gehoord en fluisterde: ‘Griekse goden?’
Lachend stapten we de coupé binnen.
Ernst schraapte zijn keel. ‘Catharina, Athan, mag ik jullie voorstellen aan Cho Chang, Marina Elsdonk …’ Hij mompelde nog wat namen, mar het enige dat ik zag was een coupé vol meisjes die met open mond naar mijn broer staarden. Athan knipperde niet eens met zijn ogen. Na zo lang geleefd te hebben, keek je van iets dergelijks niet meer op. Ernst, die tot nu toe niet door ons geïntimideerd leek te zijn, schuifelde nu ongemakkelijk heen en weer. Ik zuchtte inwendig.
‘Hé, leuk jullie te ontmoeten,’ zei ik.
Het Aziatische meisje dat Cho Chang heette en als enige niet als een idioot naar Athan staarde, lachte naar me en zei: ‘Jullie zijn nieuw hè? Waar komen jullie vandaan?’
Ik ging op een van de banken zitten en zowel Athan als Ernst deden hetzelfde.
‘We komen oorspronkelijk uit Griekenland en daar gingen we ook naar school. Maar we hebben een groot deel van onze kindertijd hier in Engeland doorgebracht.’
‘Wat leuk,’ glimlachte Cho. Met een verstoorde blik keek ze even naar haar vriendinnen, die hun blik maar een paar keer van Athan hadden afgewend. Ik lachte hardop.
‘Niet zo staren! Daar valt hij niet op.’
Meteen keken alle meisjes op. Ik knipoogde. ‘Hij is meer van de mysterieuze types.’
‘Heeft hij een vriendin?’ vroeg een van de meisjes.
Ik voelde Athan’s geamuseerdheid om het feit dat ze over hem praatten alsof hij er niet was.
‘Nee,’ antwoordde ik. ‘Maar echt, mysterieus glimlachen help meer dan staren.’
Ze lachten. Athan lachte mee en zijn aangename lach deed de meisjes weer verstommen.
Ik giechelde even bij het zien van hun verblufte gezichten.
Ernst stond nerveus op.
‘Tot op school!’ zei hij met een wanhopige blik op de deur. Cho glimlachte en zwaaide naar me, en ik kreeg zowaar ook nog een lachje van de anderen voor ze hun aandacht weer op mijn broer richtten.
Eenmaal weer in de lange gang die langs alle coupés liep, marcheerde Ernst vooruit. Hannah had afscheid genomen en was teruggekeerd naar de coupé met haar vrienden.
Voor de volgende coupé stond Ernst stokstijf stil.
‘Zwadderaars,’ zei hij met een boze blik. ‘Werkelijk tuig.’Hij liep snel door.
Ik wierp een blik naar binnen en herkende onmiddellijk de blonde jongen van het station. Hij zat gemakkelijk achterover geleund, met een groep jongens en meisjes om zich heen die hem allemaal leken te aanbidden. Een meisje dat tegen hem aangeleund zat, zag me en informeerde hem snel. Met een vreemde lach keek hij naar me en hief zijn hand op.
Ik lachte terug en stak daarna mijn middelvinger op.
De jongens om hem heen joelden en lachten en zijn bleke gezicht werd rood. Met een paar grote passen was hij bij de deur en rukte deze open. Ernst draaide zich verderop in de gang verschrikt om.
Er zijn nog geen reacties.