“Amuseer jullie maar goed. Laat iedereen maar zien dat jullie echt super zijn” probeer ik nog te zeggen, ik zou zo kunnen huilen maar probeer het toch nog even op te houden. Ik wil niet dat de jongens me zien huilen. “Ik ga naar mijn kamer” en ik verdwijn naar binnen. “Wacht, ik help je nog om in je bed te geraken.” Zegt Bill nog snel. “Nee hoor, het lukt me wel en er lopen genoeg verpleegsters rond moest het me niet lukken.” Er rolt een traan naar beneden die gevolgd wordt door nog één en nog één en nog één. Ik rijd de lift binnen, druk op het knopje van het verdiep waar ik moet zijn en wacht tot de lift sluit. Net voor dat hij sluit komt Bill binnengestapt en draait me om. Als hij ziet dat ik huil neemt hij me in zijn armen, zo blijven we staan/zitten tot we op het verdiep zijn waar mijn kamer zich bevind. Als hij me loslaat verraad zijn make-up dat hij ook een beetje gehuild heeft. “Je hebt gehuild” zeg ik stil met een heel klein lachje op mijn gezicht. “We hebben nog gevraagd of we niet iets later konden vertrekken maar het kon echt niet. “Laat ze zien dat je er staat Bill, zoals altijd.” Probeer ik zo overtuigend mogelijk over te komen “Maar denk ook eens aan mij hè” voeg ik er lachend aan toe. “Tuurlijk, we vergeten je nooit.” We gaan binnen, hij helpt me in mijn bed, geeft me nog een kus en zegt tot morgen.

De volgende ochtend verwacht ik de vier jongens terug te zien aan mijn bed maar tot mijn grote verbazing is de kamer leeg. Ineens gaat de deur uit het slot en ik hoopte dat de jongens in het deurgat zouden staan maar in de deur komt maar geen beweging. Ik kruip in mijn rolstoel en rijd naar de deur, daar zweeft een grote knuffelbeer met 4 paar voeten onder. “Mag ik binnenkomen, je vergezellen tot je hier weg gaat en me dan meeneemt naar je thuis?” zegt een vervormde stem. “Tuurlijk, je bent superschattig. Vind je ook niet Tom?” Antwoord ik lachend. “En denk je dan eens aan die vier jongens die hier elke dag komen en erg veel spijt hebben van gisteren?” zegt Bill met een vervormde stem. “Tuurlijk, die vier schatjes ga ik nooit meer vergeten.” Ineens verschijnen er links en rechts van de beer twee gezichten en onder de armen van de beer nog twee gezichten. “Het spijt ons echt heel erg” zegt Georg vanonder de rechtse arm van de beer. “Ja, mogen we je nog twee weken komen vergezellen?” vraagt Gustav van onder de andere arm. “ Maar ja, ik zou niet meer zonder jullie kunnen.” En dat is niet gelogen, die jongens zijn gewoon het mooiste wat me ooit kon overkomen en eentje van hun heeft mijn hart gestolen. Hun gezichten stralen en ik laat hun binnen. “We gaan toch terug weg hè?” vraag ik direct. “Ik wil hier niet de hele dag zitten. Het is al erg genoeg dat ik dat nog minstens een week zal moeten doen als jullie op tour zijn.” De jongens kijken me begrijpend aan en Bill duwt me de kamer uit gevolgd door de anderen.

Als we buiten zijn besluiten we een hele dag in het park door te brengen. Klinkt dom maar met de jongens betwijfel ik dat het dom zal zijn. “Kom we gaan langs bij de bakker dan hebben we eten voor deze middag.” Stelt Tom voor. “Is het niet een beetje dom om daar met 5 binnen te gaan?” merk ik op. “Ja, ze heeft gelijk Tom” bevestigd Bill. “Ga jij anders binnen, Tom?” vragen de G’s tegelijk. “Ja, is goed.” Een half uur later staat Tom terug bij ons met een hele grote zak en daarin drie zakken gevuld met ontbijtkoeken. “Heb je niet zo een heel klein beetje overdreven?”vraag ik sarcastisch, het lijkt me onlogisch dat we dat allemaal opkrijgen. “Je bent dus wel met ons op stap hè, vergeet dat niet.” Antwoordt hij direct terug. Ik weet niet aan wat ik me zal mogen verwachten maar dat zien we deze middag wel.

We zijn in het park aangekomen en maken een hele tour door het park op zoek naar een perfect plekje om deze middag te eten. “ik heb hooooooooooooooonger!!!” zeurt Tom ondertussen al een half uur en het begint stilaan op mijn zenuwen te werken. “Hier, steek dit in je mond en zwijg eindelijk eens voor het komend kwartier.” Ik steek hem snel een ontbijtkoek in zijn mond voor hij nog iets kan zeggen. En dan eindelijk vinden we HET perfecte plekje. “Jongens, we hebben het mooiste plekje van heel het park!!!” roep ik lachend. Het enige probleempje is dat ik steun nodig heb in mijn rug terwijl de jongens zich gewoon in het gras kunnen zetten. Ik blijf dus in mijn rolstoel zitten terwijl de jongens in het gras zitten. “Kan iemand me even die zak aangeven alsjeblieft?” en steek mijn hand uit naar de zak die ik graag zou hebben. Tom geeft hem me aan terwijl Gustav vraagt of ik ook niet gewoon in het gras kan zitten. “Nee, sorry maar ik heb steun nodig in mijn rug anders val ik om.” Antwoord ik nogal verlegen. “Je kan toch gewoon bij één van ons gaan zitten er tegen leunen?” stelt Georg voor. “ Ja dat is wel een goed idee maar kan iemand me dan even uit mijn rolstoel helpen?”

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen