Foto bij Proloog

28 Juni 1998.

De vloer boven mijn hoofd kraakte. Maar ik was toch alleen thuis? Weer kraakte de vloer. Ik begon me af te vragen of er boven iets gaande was, maar alle ramen en rolluiken zaten dicht. Opnieuw hoorde ik het. Er schoot een golf van angst en spanning door me heen. Is er iemand boven, of is het gewoon een verbeelding? Ik wist wel dat ik anders was. Anders dan de anderen. Maar dit? Ik durfde niet te gaan kijken. Plotseling hoorde ik hoe de gangdeur piepend en knarsend geopend werd. Ik voelde nog meer angst door mijn hele lichaam. Het leek of mijn aderen dicht geslibd waren en ik niet meer kon ademen. Het werd alsmaar erger. Ik stotterde iets onverstaanbaars en draaide mijn hoofd langzaam om. Ik wilde niet weten wat het was, maar toch weer wel. Iets in mij zei dat het fictie was, iets wat er niet is voor de anderen, maar wat zich wel in mijn hoofd waant. Nee, dit waande zich niet in mijn hoofd, het was echt. Ik zat doodstil op de bank en mijn hoofd was nog niet helemaal omgedraaid. Ik kon het niet. Ik durfde niet om te kijken. Plotseling ging het vanzelf. Er was niets. Helemaal niets. Dat kon niet. Ik wist het zeker. Ik was hier niet alleen, ik was hier met iemand anders, maar met wie? Ik wist niets. Nee, dit kon niet. Dit speelde zich in mijn hoofd af. Dat moet wel. Ik was hier toch alleen? Ik werd heel onzeker. Ik wist het niet meer. Kon ik mezelf nog wel vertrouwen? Ik voelde niets meer. Geen teken van angst of spanning. Ik voelde me anders. Heel anders. Anders dan de anderen, en anders dan altijd. De tijd tikte door en ik besefte dat het al half tien was. De zon was nog niet helemaal onder, want het was zomer. Ik voelde me nog steeds een beetje bang, maar de vreemde geluiden waren immers wel gestopt. Ik durfde niet meer van de bank af te komen en dus bleef ik doodstil zitten. Niet omdat ik het leuk vond, maar omdat ik na moest denken. Nadenken over de laatste tijd. Alles was vreemd en niets was er zo normaal als het altijd was geweest. Ik droomde langzaam maar zeker weg. Plotseling sloeg de deur met een knal open. Zware voetstappen echoden door de kamer. Een man met een zwarte handschoen pakte me beet in mijn gezicht en sleurde me de kamer door. Net zolang tot ik bewusteloos was en ik me verder niet meer van deze avond kon herinneren.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen