De harde waarheid
Liëne had kramp in haar handen van het schrijven. Twan bewoog zijn vingers om de kramp kwijt te raken. Fred en George daar in tegen liepen lachend naast hun. Zij zouden de huiselfen 2 weken moeten helpen en hadden daarom niets hoeven schrijven. “Ik denk dat ik beter ga opletten in de les van Sneep. Nou ja doen alsof ik oplet, en vooral niet praten. Dus Lien ik zit voortaan niet meer naast jou met toverdranken.” Liëne grinnikte om het gezicht dat Twan erbij trok. “Jij krijgt het nog voor elkaar om te praten als je alleen zit het heeft dus niet erg veel nut.”
Ze liepen een tijdje in stilte verder, tot dat George hem verbrak. “Hebben jullie alles kunnen pakken?” Twan knikte grijnzend. “Maar hoe ging het bij jullie.” “Goed hoor. We zijn er achter gekomen dat Sneep een hele goede conditie heeft.” Fred keek zijn broer even aan. “Ik denk dat we zo’n Betje over alle verdiepingen minstens twee keer zijn gerend.” George knikte. “Inderdaad, en Sneep hoefde niet een keer te stoppen om op adem te komen. En toen we hem in het lokaal van bezweringen hadden opgesloten stond hij binnen een minuut samen met Anderling in de leerlingenkamer en moesten we mee komen.” “En Denise en Liesbeth, woorden die nog verdacht” vroeg Liëne bezorgd. “Nee die kwamen we zelfs nog tegen toen we naar de leerlingen kamer gingen. Zij gingen wat langzamer zodat we niet tegelijk aan kwamen. Dat zou misschien verdacht zijn.” Liëne knikte.
Twan vertelde dat bij hun alles goed ging en er geen bijzonderheden waren gebeurd.
In de leerlingen kamer zate Leo, Denise, Freek en Liesbeth te wachten. Iedereen vertelde zijn of haar verhaal. Denise en Liesbeth deden een uitstekende imitatie van een rennende sneep. Dat was ook het moment waarop Liëne zich iets herinnerde. “Ik moet even naar boven volgends mij ben ik iets vergeten.” Liëne sprintte de trap op en ging opzoek in de eeuwige berg van rotzooi in haar koffen naar het briefje van Perkamentus. Toen ze hem had gevonden las ze hem snel door. Er stond dat hij haar op zondag avond wilde spreken. Er stond geen tijd bij maar het was inmiddels al half 11 dus misschien was het al te laat. Maar niet geschoten is altijd mis dacht ze. Ze besloot dus toch maar naar het kantoor van Perkamentus te gaan. Het enige nadeel was dat ze geen idee had waar ze zijn kantoor kon vinden. Gelukkig had ze Fred en George nog, die waren ongetwijfeld we eens in het kantoor van Perkamentus geweest. Liëne stormde de trap weer af. “Fred en George weten jullie waar het kantoor van Perkamentus is.” “Waarom wil je dat weten” vroeg Freek. Liëne gaf het briefje aan hem. “Ik was het helemaal vergeten tegen jullie te vertellen.” “Als ik jou was zou ik maar snel gaan, het is al half elf.” Liëne knikte en volgde Fred en George het portret gat uit.
Na een paar minuten naar de lachverwekkende verhalen van de tweeling te hebben geluisterd kwamen ze bij een stenen waterspuwer uit. “Ik hoop dat Perkamentus het wachtwoord heeft verteld want ik heb geen idee wat het zou kunnen zijn” zij een van de twee.
Dat was het moment waarop sneep om de hoek kwam lopen. Hij keek het drietal verbaast aan “Wat moeten jullie hier?” “Ik moest van professor Perkamentus naar zijn kantoor komen. Ik had alleen geen idee waar dat was. Fred en George daar in tegen wel dus die hebben me hier naartoe gebracht. Nu weten we alleen het wachtwoord niet.”
Sneep leek de uitleg te geloven en zij duidelijk “ketelkoeken.” De stenen spuwer ging opzij en er verscheen een trap.
Liëne bedankte de tweeling en stapte op de trap. Tot haar verbazing ging sneep ook de trap op. Liëne kwam uit bij een deur. Liëne klopte er op, en er werd vrijwel meteen geantwoord met een “binnen.” Liëne deed de deur voorzichtig open, en zag een grote ruimte. In het midden stond een bureau waar Perkamentus achter zat. “Kom binnen en ga zitten.” Liëne was verbaast dat hij het niet alleen tegen haar had maar ook tegen sneep. Ze deden beide wat Perkamentus vroeg.
Na een korte stilte vervolgde Perkamentus “ik zou niet weten hoe ik dit moet zeggen, dus val ik maar met de deur in huis. Jullie zijn familie.” Liëne verstijfde en had geen idee wat ze hier nou van moest denken. Ze had haar hele leven in een weeshuis gezeten en nu kreeg ze te horen dat ze nog wel familie had. Ook wist ze niet of ze nou blij moest zijn. Sneep was tenslotte wel degene die haar na 1 les 2 keer heeft laten nablijven voor zinloze redenen, en hij was haar familie. Ze had nooit in een weeshuis hoeven leven. Kortom ze was er niet blij mee.
Dan was er nog een vraag : wat waren ze van elkaar? Was sneep een neef of misschien een oom? Liëne had het gevoel dat ze het niet wilde weten. “Wat zijn we dan van elkaar” vroeg sneep, die het dus blijkbaar wel wilde weten.
Perkamentus keer de twee tegenover hem even aan. “Broer en zus.”
Reageer (1)
er staan een paar foutjes in
1 decennium geledennamelijk fret moet fred zijn
snel verder