Introductie hoofdstuk
Ik pakte de laatste spullen uit mijn dozen en plaatste deze in mijn kast. Voor het eerst sinds tijden had ik weer een huis op Aarde. Ik liep de kast na om te kijken of alles stond zoals ik dat wilde. Mijn hand ging over een fotolijstje van mij en twee andere individuen.
Veertien dagen geleden stonden we nog met z’n drieën te lachen onder het genot van een glas bier in de Australische zon. Een zeldzame vrolijkheid tussen mij en Lovare, een pittige en letterlijk kattige dame. Haar broer, ik streek met mijn vinger over zijn gezicht op de foto, Kai, met mijn zachte oren. Een normaal stil type wat toen luidruchtig aanwezig was onder invloed van alcohol. Iets wat de hoge pieten nooit goedgekeurd hadden als ze het toen gezien hadden.
Er viel niets echt te vieren, omdat de dagen niet anders waren dan normaal. Maar we voelden gewoon wat om ons te verplaatsten naar dat land voordat we weer een missie kregen.
Ik had van een afstand gestaard naar Kai die als een dolle door het warme water heen rende met zijn zus. Kai had mij altijd verwondert, een zeer bijzondere aanwezigheid. Een prachtige verschijning met wat katachtige trekjes. Omdat we op een privé-eiland zaten hoefde ze hun ware uiterlijk niet te verstoppen. De kattenoren en staarten lieten mij denken aan de vele anime die ik vroeger altijd las en keek, katmensen. Maar ze waren geen mensen, ze waren Daeders. Een ogenschijnlijk onverslaanbaar ras, krachtig en sierlijk… Maar bij dat idee is het uiteindelijk blijven hangen. Nog geen week geleden heb ik ze voor mijn ogen zien sterven in de handen van een nog machtiger ras, een ras wat zich zogenaamd nooit ergens mee bemoeide. De Mumakils…
Door Lovare en Kai kon ik vluchten, maar zij hadden blijkbaar nooit een kans al zei Kai van wel. Toen ik weer terug kwam op de plek waar ik van gevlucht was lagen daar meerdere stukken van vlees… Alsof het klaar was om voor de verkoop bij de slager aangeboden te worden.
Woede en verdriet gingen door mijn lichaam en het glas van het fotolijstje brak onder mijn vinger. Ik schrok van mijn actie.
Vier dagen geleden was de crematieceremonie. Het meest mooie dat ik ooit had gezien. In tegenstelling tot een Aardse gewoonte was iedereen hier in wit gekleed en was iedereen aanwezig. De brokken van Lovares en Kais lichaam waren blijkbaar verzameld en ieder in een kist geplaatst ter grootte van het lichaam wat ze eigenlijk hadden. Er werden geen woorden gewisseld, op 6 gecapete figuren na stond iedereen stil. Voor het enige meer op onze Basis werden de kisten neer gezet. De 6 figuren bewogen zich van de kisten af en mengde zich in het publiek.
Met een neutrale blik bekeek ik de kisten, terwijl mijn hart het uitschreeuwde van de pijn.
Raia, de godin van de Raiers, het ras van Kai en Lovare bewoog zich naar de kisten toe. Ook zij droeg vandaag wit. Haar donkere krullen wapperden in de wind. Ik ving een glimps op van haar gezicht die tranen liet zien.
Ze hief haar handen op tot heuphoogte met de palmen gericht op de twee kisten. Voor de palmen verzamelde zich een bron van negatieve zichtbare energie tot een steeds grotere bol. Ik voelde in mijn hart de kracht die in de bollen zat. Op een moment liet ze de energie los en schoot het op de kisten af. De kisten vergingen tot as.
Ik kwam naar Raia staan en bewoog naar achter mijn rug en sloeg ze krachtig met veel energie naar voren. Als gevolg van deze beweging stak een stevige wind op die het as van de kisten, Lovare en Kai over het meer uit blies.
Raia gaf mij een goedkeurende blik.
Tranen begonnen over mijn wangen te rollen en het verdriet was niet meer te houden. Ik miste Kai zo erg.
Raia sloeg haar armen om mij heen.
Nu waren mijn verlof/rouwdagen weer voorbij en moest ik weer verder met mijn werk. Zoals wel vaker gezegd wordt, criminaliteit kent geen vrije dagen, dus de taak als beschermer ook niet.
Dit was mijn eerste missie alleen, en het kende twee gezichten. Het ene gezicht was dat mijn training hier verder ging, voor het eerste zonder mijn trainer Kai. Ik was geplaatst op een vechtschool in Japan. Het andere gezicht is dat er hier regelmatig mensen vermoord aangetroffen worden op momenten met een hoge piek van levensenergie.
Levensenergie spreekt al behoorlijk voor zichzelf. Elk levend wezen (mens, dier, plant, bacterie) heeft deze energie, de energie is voor alle vitale organen, beweging, denken, etc. van belang. Ons lichaam kent acht, zoals de mensen noemen, chakrapoorten. Deze porten openen om een bepaalde hoeveelheid energie vrij te geven. Afhankelijk van de activiteiten waaraan een wezen doet gaat een port open of niet. Mensen gebruiken gemiddeld maar 1 poort. Alleen intensieve sporters, met een religieuze achtergrond zijn in staat om meer poorten te openen en gebruiken. Iets wat meestal onbewust gebeurt, maar voelt als een extra bron van energie, als adrenaline. Binnen het leger wordt je getraind om zowel de poorten te openen als te sluiten.
De gevoelde piek van levensenergie hier in Japan was sterker dan die van een mens kon zijn, dus moet ik naast mijn training onderzoeken welk wezen de veroorzaker is van het reizende dodenaantal. En vooral de reden van de moorden.
Buiten tikte de regen op de metalen rand van mijn balkon. Een zeer irritant geluid waar ik maar niet aan kon wennen. Ik bewoog me door het huis en nam het van top tot teen in me op. Voordat ik dit “beroep” had wilde ik altijd al naar Japan, maar grappig genoeg deed dit mij niets meer. Ik had vroeger met alle macht geprobeerd Japans te leren (net als vele andere talen), zonder veel succes. Ik verstond uiteindelijk hier en daar wat dingen, kon wat zinnen maken, en kon wat schrijven en lezen. Maar om te zeggen dat ik een zinnig gesprek kon voeren met de gemiddelde Japanner…
Het eerste wat ze bij Het Leger doen is een steen via een speciaal soort elvenmagie implanteren in je lichaam dat je toestaat om (letterlijk) alle talen (op 1 na) te kunnen verstaan, spreken, schrijven en lezen. Deze magie opende een wereld voor mij, van zowel irritatie als verwondering. Net als voorheen kan je een bewuste keuze maken welke taal je wilt spreken, alleen hoefde je daarna niet meer na te denken.
In de steen zit ook een speciale taal geïmplanteerd, het Maiaans. Een taal enkel gesproken door leden van Het Leger. De enige taal die er niet in zat was Oud-Maiaans, dat enkel gesproken kon worden door de goden en oppergoden voor speciale vergaderingen.
Ik besloot buiten een rondje te gaan lopen om te kijken waar de dichtstbijzijnde winkel is. Uit de bak pakte ik mijn paraplu en bewoog mij over de gangen van dit kleine studentenflat wat hoorde bij Sakura University.
Voorheen was Sakura University een gewone universiteit met gewone vakken, en daarnaast een grote sportafdeling met topsporters. Sinds een paar maanden was een tweede school gefuseerd met dit gebouw. De originele naam van die school kon ik niet zo direct herinneren, maar wat ik wel wist was dat hun gebouw voor de zoveelste keer was afgebrand. Ook de reden van de brand was niet duidelijk. Die tweede school was van origine een vechtschool. Een plek waar de alles over de Japanse geschiedenis en religie geleerd kon worden en oude en nieuwe vechtkunsten.
Omdat de scholen nog niet volledig gefuseerd waren was er ook nog een duidelijke tweedeling. Je had de leerlingen van de vechtschool die hun eigen lesprogramma hadden, en de leerlingen van de universiteit. Het plan was om in de toekomst de mogelijkheid tot nieuwe vakkenpakketten te maken.
Ik liep het schoolterrein af om te kijken wat daar te vinden was. Voordat ik in het centrum was, was er eerst een soort parkje. Vandaag zat er niemand, logisch. Ik struinde het parkje door richting de flatgebouwen. Na het park stak ik een drukke weg over. Direct rechts zag ik al een supermarkt en besloot deze in te gaan. Het aanbod was niet groots. Veel zakken van verschillende merken rijst. De populairste tijdschriften. Pakjes drinken en snoep. Allerlei soorten curry en daar hield het wel een beetje mee op. Dit werd dus maanden leven op rijst en curry. Bij de toonbank zag ik in de koeling nog wel allerlei soorten vis liggen en wat sushi. Ik besloot een doosje kant-en-klaar sushi te nemen op mijn tocht door de stad. Bij aankoop kreeg ik stokjes mee, en zette ik mijn tocht door de wijk voort. Overal zag ik wel een ingang voor een metro, of nog een klein supermarktje. Op elke hoek was ook wel een automaat voor drankjes (vaak pakjes sap, of blikjes fris).
De wijk bood niet wat ik altijd al gehoopt had van Japan en stiekem wilde ik dit weekend dan ook wel even buiten de stad om reizen naar het platteland. Helaas was dit tijdens de missie niet toegestaan en was ik verplicht om de gehele tijd door te brengen op het terrein in en om de school.
Na een half uur rondgelopen te hebben besloot ik weer terug naar mijn appartementje te gaan.
Er zijn nog geen reacties.