-XIII-
'Ewouuut!?' Ik begon te roepen. 'Is hij nu ineens weggelopen?' dacht ik in mijzelf.
Het kon me eigenlijk niets meer schelen. Het enige wat ik voor me zag was puinhoop. Het plekje waar ik me altijd goed had gevoeld, alsof ik er thuis hoorde, was compleet vernield. Ik loop naar de puinhoop toe. In hoop nog iets te redden.
Maar er was niets meer. Niets kon nog gered worden uit deze rommel.
Verbaasd en vol vragen keer ik terug naar mijn oud huis. Wanneer ik aan de voorkant ben, zie ik geen auto meer voor het huis staan.
'Deze kans kan ik nu toch niet laten liggen?' dacht ik in mijzelf. Mijn hart begon te bonzen. Met een adrenalinekick opende ik de voordeur. Voor ik het besefte wat ik eigenlijk aan het doen was, liep ik de trap op. Recht naar mama's kamer.
Ik opende de deur, en stofdeeltjes dwarrelden neer. Verbazend genoeg was er nog niets veranderd aan deze kamer. Ik ging naar de plek waar mama alles verborgen hield.
Ik weet niet hoe het komt, maar iets zorgde ervoor dat ik het gevoel kreeg dat ik daar moest zijn. Ik keek in haar kluisje.
Er lag niets meer in.
Normaal lagen er nog allerlei juweeltjes en herinneringen aan mijn moeder, maar nu...
Niets meer.
Opeens is er een harde wind en het raam gaat open van de kracht. Ik schrik. Mijn haren waaien voor mijn gezicht, en ik zie heel even niets meer.
Dan gaat de wind opeens liggen. Ik leg mijn haren weer op hun oorspronkelijke plaats, en kijk voor me. Er zat iets los in het kluisje van mama. Ik trek eraan. Een dun plaatje hout komt los. Ik leg het op de grond en kijk nieuwsgierig naar wat erachter hoort te zitten.
Weer niets.
Ik hoor een sleutel in het deurslot kraken. Ze waren thuis.
'Miranda!' 'Heb jij de deur open gelaten?'
'Nee lieverd!' 'Heb je nou weer aan dat spul gezeten?'
Ik hoorde voetstappen. Ze waren in het huis. Snel sloot ik het kluisje en ging op mijn buik onder het bed liggen.
De voetstappen kwamen dichter, en dichter, en dichter.
Ik zag 2 voeten aan de andere kant van het bed staan. Ik hield me zo stil als mogelijk.
'Nee Johan, er is hier niemand.' 'Ik zei het toch' zei de vrouwenstem.
Wanneer ik niemand meer boven hoorde, stond ik op. En toen zag ik het.
De dunne houten plaat die ik op de grond had gelegd was een soort kaart. De hele stad stond erop, met verschillende kruisjes en cirkeltjes. Ik neem de plaat en wacht tot het donker wordt en de mensen hier gaan slapen. Dan laat ik mijzelf via de achterdeur buiten.
Alhoewel het pikzwart buiten was, zag ik uit het bos nog licht komen. Het was geen natuurlijk licht, het gaf hoe dan ook een rode gloed af. Ik stapte er naar toe, en voelde me er weer aangetrokken door. Vreemd genoeg kwam ik terecht op mijn plekje van het bos, waar alles vernield was. Van onder de puinhoop kwam het rood licht. Ik zocht ernaar, en vond de oorzaak.
Ewout's amulet.
'Wat is dat toch met deze dingen?' zuchtte ik.
Reageer (1)
gooood , verder aja tis eral! :]
1 decennium geleden