Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 2
We zitten samen in de lotushouding. Ik heb er wat moeite mee, Eran zit tegenover me en lijkt er geen enkele moeite mee te hebben. Hij legde zo zijn ene voet over z`n andere. En lacht om mijn hopeloze poging hem na te doen.
We zijn gelukkig ongezien uit zijn kamer ontsnapt. Ik wou geen andere mensen tegen komen. Ik wil niet weten hoe de andere mensen eruit zien. Ik hoef hun blanke huid niet te zien, of te zien hoe jong of hoe oud ze zijn. En nog nooit de zon hebben gezien, en de warmte ervan ervaren. En hoe hun blanke huid nog bleker lijkt door het zwart wat ze aan moeten. Maar daardoor, door de kledingsvoorschriften, draag ik nu het kleinste zwarte shirt met lange mouwen dat Eran kon vinden. En ook zijn kleinste zwarte broek. Ik had me nog niet gerealiseerd hoe lang Eran eigenlijk was totdat we naast elkaar stonden in zijn kamer. Hij is ongeveer twee meter. Ik kwam met de kruin van mijn hoofd net niet bij zijn schouders.
“ik denk dat dit nog te groot is, maar kleiner heb ik niet. Sorry” zei hij toen hij het T-shirt voor me hield.
“geeft niet, ik maak er wel wat van. Maar mag ik het kapot maken?”
“ja, tuurlijk. Mij past het al jaren niet meer. Hier ligt de schaar... ehh.. Moet ik even weg gaan?” vroeg hij toen hij mijn blik zag.
“graag”
Het shirt kwam tot over mijn middel en was nogal wijd. Dus pakte ik de schaar die op zijn bureau lag en knipte er een stuk van af. Dat knipte ik door de helft, de ene helft knoopte ik om mijn middenrif en met de andere helft maakte ik mijn haar vast in een staart.
Zijn broek was veel te lang dus rolde ik het een beetje om. Zodat mijn (gelukkig) zwarte sneakers te zien waren. En hij was te wijd maar daar gebruikte ik gewoon mijn riem voor. Gelukkig heb ik iets met donkerkleurige riemen, deze was zwart. Dus dat zat goed.
“ik ben klaar, je kan weer komen.” Riep ik richting de deur waar Eran in was verdwenen.
“wow” zei hij toen hij een rondje om me heen liep om mijn creatie te bekijken. “jij bent creatief”
“Dankje” ik bloosde want ik voelde Erans blik helemaal tot op mijn bot.
“kom dan gaan we. Het is nog wel even lopen en ik denk dat iedereen nu aan het eten is, dus is het rustig op de gangen”
“oké, maar hoe laat is het dan? En hoelang ben ik hier al?”
“hier bestaat niet echt zoiets als tijd, maar ik kan ruiken dat het eten opstaat. Maar dat alles leg ik later wel uit. Zullen we?” Aan de manier hoe hij het zei hoorde ik dat we echt maar weinig tijd hadden.
Ik knikte ter antwoord op zijn vraag.
Eran ging voor via zijn deur naar een gang die wel twintig meter lang was.
Hij rende naar het einde van de gang. Ik opserveerde hem tijdens we rende. Het leek wel alsof zijn voeten maar soms de met rood beklede vloer raakten, hij bewoog zo sierlijk. Maar terwijl ik naar Eran keek, keek ik ook om me heen. Wat gingen we veel gangen door. Eerst naar link, toen weer naar links, een andere gang weer helemaal door, we kwamen bij een kruising, daar naar rechts. Nog een gang door. En alle gangen die we door holden waren aan alle kanten bedekt met deuren. Deuren in allerlei andere kleuren, en met allemaal een ander beveiligingsmiddelen om indringers, zoals ik, besefte ik, buiten te houden. En uiteindelijk, na meer dan een kwartier door gangen rennen, kwam Eran tot stilstand. We stonden voor een eikenhouten deur die zo te zien al heel erg oud is. Hij was mooi versiert met allerlei vormen, tekens en letters, het was zo gemaakt dat het als je er even snel naar keek heel ongeordend en druk uitzag, maar als je even goed keek en er echt aandacht aan bestede om ernaar te kijken zag je pas dat alles een geheel was en in evenwicht.
Ik wou de houten deur aanraken, dus tilde ik mijn hand op en met mijn vingertoppen raakte ik de deur. Precies op dat moment hoorde ik zacht gezang. Het leek wel van de deur te komen.
Het liedje ging zo:
Het verleden
Een dag ooit geweest
Ver weg gegleden
Alleen nog een schim
Het is voorbij
In mijn gedachten
Blijft het me bij
Kan je het verleden niet vergeten?
En gewoon normaal in het heden leven?
Maar nee dat kan niet
Dus treed binnen en zie wat je zien moet
Zodat je verleden rustig en ongestoord verder kan leven.
Misschien kan je het dan vergeten
En verder leven in het heden.
“Komt dat gezang dat ik hoor nou van de deur?” vroeg ik voor de zekerheid aan Eran.
“ja, maar het is knap dat je het hoort, maar een paar mensen vertrouwd de Deur van Rust zijn gezongen lied toe.”
“de Deur van Rust?”
“ja, zo noemt iedereen deze deur. Maar dat komt omdat de kamer hierachter je helemaal rustig maakt. En alleen mensen die iets goeds willen doen met de informatie die ze krijgen mogen naar binnen. Kom dan gaan we” Eran opende de deur en liet mij voorgaan. Wat ik zag deed me zo versteld staan dat ik onmiddellijk stil stond. De kamer was een precieze kopie van mijn eigen slaapkamer thuis. Mijn zwart ijzeren bedbank stond er, mijn blauwe gordijnen, zelf op het bureau was het net zo rommelig als dat ik het had achter gelaten. De muren waren ook hetzelfde. De zelfde kleur lichtblauw die ik toen ik dertien werd had uitgekozen. Al mijn foto`s gingen nog steeds aan de muur met het donkerste blauwe behang dat ik kon vinden. De foto`s van mij en mijn ouders toen ik zes was, mijn klassenfoto van dat jaar, van mij met al mijn vrienden, vrienden van vroeger en van nu. En zelfs… de foto van mij en Alice toen we samen op het strand lagen. Die had Bas genomen, voordat hij Alice had uitgevraagd en alles veranderd was. Maar die had ik toch weggedaan? Veilig opgeborgen in een van mijn lades van mijn bureau?
“hoe kan het dat deze plaats er precies uitziet als mijn slaapkamer thuis?” vroeg ik aan Eran die naast me kwam staan en alles in zich opnam.
“Dat komt omdat dit dus de plek is waar jij je rust vind. Iedereen die hiernaar binnen gaat ziet zijn of haar plek waar ze de meeste rust kunnen vinden. Maar dit is dus je slaapkamer?” vraagt hij lachend.
“ja, dit is mijn slaapkamer thuis, kijk daar op de foto`s van twee volwassenen met een kind? Dat zijn mijn ouders en ik toen ik nog zes was. En die van mij met dat meisje met lange krullende roden haren en bruine ogen, dat is Alice. Dat was mijn beste vriendin.” zei ik verdrietig.
“Je ouders lijken vrolijke mensen,. Maar hoe bedoel je was?”
“nou..” ik legde hem het hele verhaal uit. Hoe we altijd alles deelde, hoe we giechelde om de jongens die zich een beetje uitsloofde omdat wij toekeken, en hoe Bas naar ons toekwam, en hoe Bas had gekeken en geklonken toen hij Alice meevroeg. Tot helemaal aan het einde waar ik de foto in mijn lade had gelegd. “dus, zo is het gegaan, en daar was ze mijn beste vriendin. Ik mis haar nog wel. Elke dag zelfs, maar ze heeft het altijd zo druk.”
Ik moet even al die gedachtes achterwegen leggen als ik me wil concentreren opdat ik niet omval en als ik me wil herinneren hoe ik hier ben gekomen.
Reageer (2)
gaaf ik ga ff de hond uitlaten, maar ik ga zo weer verder:)
1 decennium geledenMooi geschreven!
1 decennium geleden