Foto bij Halloweennacht

Dit heb ik geschreven voor school toen ik in de tweede klas zat. Het lijkt misschien een beetje afgeraffeld, maar dat komt doordat ik maar 2000 woorden mocht gebruiken. :x
Ik heb er uiteindelijk trouwens wel een 8 voor gekregen. (:

‘Welke film zullen wel kijken?’ vroeg Jenny opgewekt, terwijl ze het rek met Dvd’s bestudeerde.
‘Niet die waar jij aan denkt,’ antwoordde Nina.
Jenny trok een onschuldig gezicht. ‘Waar dacht ik dan aan?’
‘Een of andere horrorfilm. Maar je weet dat ik daar niet van houd.’
‘Alsjeblieft? Dan mag jij de volgende keer kiezen. Het is Halloween, dan moet je gewoon een enge film kijken.’
‘Nee, dat hoeft niet,’ bleef Nina volhouden. Ze was absoluut niet het type voor horrorfilms, en al helemaal niet op Halloweenavond. In tegenstelling tot haar vriendin geloofde Nina wel in de griezelverhalen over vampiers, weerwolven en zombies, en deze avond zou al erg genoeg zijn zonder een nieuw spookverhaal dat vers in haar geheugen stond gegrift. ‘Zullen we anders een compromis sluiten? James Bond,’ stelde ze voor, in de hoop Jenny af te leiden. Actiefilms waren prima. Er kwamen genoeg gevechten en bloed in voor om Jenny vanavond tevreden te stellen, en geen bovennatuurlijke verschijningen waar ze nachtmerries van zou krijgen.
‘Goed dan,’ stemde Jenny zuchtend in.

Het beeld hing plotseling stil. Jenny legde de afstandsbediening aan de kant en sprong op van haar luchtbed. ‘Nina, we zijn het belangrijkste vergeten. Popcorn! Ik ben zo terug.’ Ze rende de woonkamer uit, het andere meisje alleen achter latend. Nina trok haar slaapzak nog iets dichter om zich heen. Ze hoorde buiten het geluid van wind die hard door de bomen waaide en het oude huis kraakte, maar ze bleef zichzelf keer op keer vertellen dat dit heel gewone geluiden waren voor een oude boerderij, zoals die van Jenny’s ouders.
Ze schrok van een plotseling hard gepiep, maar besefte opgelucht dat het de magnetron was. De popcorn was klaar. Het irritante en veel te harde piep-piep-piep, piep-piep-piep bleef maar doorgaan. Nina krabbelde overeind en liep op blote voeten en in pyjama door de gang naar de ruime keuken. Een onbehagelijk gevoel bekroop haar toen ze Jenny daar niet aantrof. Toch liep ze naar de magnetron en haalde de bruine papieren zak eruit. Zodra ze het deurtje opende hield het gepiep op, maar het liet een akelige stilte achter.
Nina zocht in de keukenkastjes naar een kom om de zak in te legen toen ineens, vanzelf, een van de lades in het aanrecht openschoof. Ze verstijfde. Haar hart begon sneller te slaan.
Ze sloot haar ogen en probeerde zich te concentreren op haar ademhaling, zodat ze niet zou gaan hyperventileren. Er waren vast heel logische verklaringen voor deze gebeurtenissen, maar haar gedachtes draaiden in cirkeltjes en ze kon niets bedenken.
Na een minuut waarin geen onverklaarbare geluiden of uit zichzelf bewegende objecten haar hadden gestoord, opende ze haar ogen weer en begon ze haar opties op te sommen. Het was duidelijk dat er iets aan de hand was, maar de vraag was wat. Ze moest Jenny vinden. Nu ze weer rustig was en helder kon nadenken, leek Jenny’s verdwijning geen mysterie meer; ze was waarschijnlijk ergens anders in het huis. Nina’s benen bewogen echter niet. Ze was veel te bang om in haar eentje in het verder lege huis naar Jenny te zoeken. Haar vriendin zou vast zo terug komen, en haar dan uitlachen omdat ze zo een bange kip was.
Een hard maar bekend geluid overstemde het geraas van de wind voor een paar seconden. Nina liep langzaam naar de gang. Wie zou er zo laat nog aanbellen? Ze probeerde door het raampje in de deur te gluren, maar omdat het buiten donker was en binnen zo licht zag ze alleen zichzelf weerspiegeld. De bel ging nog een keer, en Nina besloot open te doen. Het kon niets ergs zijn; vampiers belden meestal niet aan.
Ze merkte dat haar vingers zachtjes trilden terwijl ze de sleutel, die in het slot zat, omdraaide en de klink naar beneden drukte. Ze zorgde ervoor dat ze de deur niet verder dan een kiertje opende, zodat ze hem meteen dicht zou kunnen gooien als er iemand stond die ze niet vertrouwde. Tot haar verbazing stond er helemaal niemand. Argwanend opende ze de deur verder, en keek naar de verlaten tuin, de lege weg en het donkere bos rond de afgelegen boerderij. Ze kon niemand ontdekken.
De snijdende stilte werd doorboord door een hoge gil. Nina slaakte zelf bijna een gil van schrik en draaide zich vliegensvlug om, maar er was ook niemand achter haar in de gang. Ze vroeg zich af of het geluid wel echt daarvandaan was gekomen.
De lamp aan het plafond flikkerde even, en ze was bang dat het licht uit zou vallen. Net toen ze opgelucht ademhaalde werd het toch donker in de gang en alle kamers die daaraan grensden. Ze zocht op de tast naar de lichtschakelaar aan de muur, die vlak naast de deur zou moeten zitten, maar kon hem niet vinden.
In het duister leek het huis extra hard te kreunen, en ze dacht ook mensen te horen fluisteren, in een taal die ze niet kon verstaan. Het bange gevoel dat ze probeerde te onderdrukken dreigde te exploderen. Er klopte iets niet in dit huis. Onwillekeurig zette Nina een stapje achteruit en struikelde over de drempel in de deuropening, waardoor ze buiten het huis belande. De deur sloeg met een klap dicht.
Dat was de druppel. Ze draaide zich om en begon te rennen. Haar enige gedacht was dat ze van die vervloekte plaats weg wilde.
Ze merkte pas dat ze het bos in was gelopen toen de takken in haar blote voeten prikten en over haar benen krasten. Ze rende, tot ze zich bedacht dat dit ook niet ging helpen. Hoe verder ze kwam, hoe dichter, donkerder en bedreigender het bos leek te worden. Ze was al een heel eind gelopen, maar zou op deze manier alleen verdwaald raken. Met alle wilskracht die ze nog had dwong ze zichzelf te stoppen. Ze leunde hijgend tegen een boom. Toen ze weer een beetje op adem was gekomen, keek ze om zich heen. Het was een heldere nacht, met geen wolkje aan de hemel, waardoor het steenkoud was, maar ook relatief licht. Het schijnsel van de maan werd niet veel gedempt door de schaarse bladeren die nog aan de bomen hingen. Haar ogen gleden over de boomstammen, en ze dacht overal figuren te zien staan, maar als ze beter keek bleken het steeds schaduwen of takken te zijn. Ze zag iets op de grond liggen. Door angstige nieuwsgierigheid gedreven liep ze erop af om het beter te bekijken, en moest kokhalzen. Dit keer was het geen hersenspinsel.
Er lag een lijk in het bos.
Ze raakte erger in paniek dan ze die hele avond geweest was, en zette het weer op een lopen. Ze rende en rende, ook toen ze buiten adem raakte en zijsteek kreeg. Ze kon niet stoppen, ze moest weg, maar het hielp niet; de beelden bleven in haar hoofd hangen, hoe hard ze ook liep.
Uiteindelijk struikelde ze over een uitstekende wortel van een oude boom, en bleef uitgeput en onder de wondjes en schrammen op de vochtige bosgrond liggen. Haar ogen vielen dicht. Ze hoorde voetstappen, maar niets kon haar op dit moment nog verbazen. Met veel moeite tilde ze één ooglid op, en zag een paar schoenen.
‘Wat doe jij hier?’ vroeg een mannenstem. De persoon bukte zich. Hij zag er angstaanjagend uit, wild, en had gescheurde kleren. Maar het ergste was toch die bijl in zijn hand. Nina kon er niet meer tegen, en door alle mentale en fysieke uitputting viel ze in een diep zwart gat.

‘Volgens mij wordt ze wakker!’ riep een bekende stem. Ze durfde te wedden dat het haar moeder was.
‘Eindelijk,’ zei iemand anders, zo te horen Jenny. ‘Ze ligt er nu al bijna een dag.’
‘Het zijn pas een paar uur. Volgens de dokters komt het allemaal goed.’ Dat was haar vader. Nina opende haar ogen voorzichtig, knipperend tegen het felle licht.
‘O, schat! Ik was zo bezorgd!’ Haar moeder vloog om haar hals en haar stem klonk verstikt door tranen.
‘Sorry,’ mompelde Nina.
Toen iedereen haar had verteld hoe erg ze ze aan het schrikken had gemaakt, waren de vragen niet meer te vermijden. ‘Wat deed je eigenlijk in het bos?’ begon Jenny, en haar toon was bijna beschuldigend. ‘Ik heb je overal gezocht in huis, maar jij was er niet meer!’
‘Sorry. Ik was bang, en er gebeurden allemaal rare dingen in dat huis.’
‘Vertel,’ drong Jenny aan, die meteen een leuk spookverhaal had gespot.
‘Nou, jij zei dat je popcorn ging maken, en even later piepte de magnetron, maar je was er niet meer, wat ik een beetje raar vond -’
‘Ik was naar de WC,’ legde Jenny uit.
‘Ja, dat bedacht ik even later ook. Maar toen ging een keukenlade vanzelf open, de deurbel ging maar er stond niemand, ik hoorde een gil en het licht ging uit. Ik schrok en struikelde naar buiten, en toen de deur achter me dichtging begon ik te rennen,’ biechtte Nina op. In het daglicht klonk dit alles een stuk minder angstaanjagend, en ze schaamde zich ervoor dat ze zo in paniek was geraakt, hoewel ze het nog steeds eng vond.
‘De stroom is gisteravond even uitgevallen. En die gil kwam van mij - ik zag een spin.’
‘Maar de rest dan?’ drong Nina aan.
‘Bij ons thuis ging de bel ook,’ vertelde haar vader. ‘Ik denk dat het kinderen waren die langs de huizen gingen, om belletje te trekken. En keukenlades gaan soms wel eens open als ze te vol zitten, dat komt door het mechanisme waardoor ze eigenlijk zachtjes dicht moeten gaan. En die deur lijkt me wel logisch, die is dicht gewaaid.’
‘Wat is er daarna gebeurd?’ vroeg Jenny, maar Nina’s aandacht was op de persoon gericht die net de kamer binnenkwam, met twee kopjes in zijn hand. Het was de man die met de bijl had rondgelopen.
‘Wie bent u?’ vroeg ze angstig. Haar stem sloeg over.
De man glimlachte vriendelijk naar haar, gaf de kopjes aan haar ouders en ging op de vierde stoel naast haar bed zitten. Ze begon nu pas echt wakker te worden, en bekeek de omgeving nauwkeuriger. In de kamer waar ze nu was, in een ziekenhuis waarschijnlijk, was het licht en schoon. De man had andere kleding aan, waardoor hij heel normaal leek, niet meer zo eng. Het verwonderde haar dat ze hem meteen herkend had. ‘Noem me maar Klaas. Ik heb je gisteren gevonden in het bos,’ zei hij.
Nina knikte en huiverde. ‘Dat weet ik nog,’ zei ze.
Klaas lachte. ‘Ik heb je toen nogal aan het schrikken gemaakt, merk ik. Ik ben acteur, en er was een Halloween tocht door het bos. Ik werd gehuurd om mensen de stuipen op het lijf te jagen als bijlmoordenaar. Ik dacht dat jij bij een van de wandelaars hoorde, maar toen je viel en niet op mijn vragen reageerde, heb ik je zo snel mogelijk naar het ziekenhuis gebracht.’
‘O. Bedankt,’ mompelde Nina. Ze voelde zich nu behoorlijk dom omdat ze bang voor hem was geweest. Ze had gisteren alles verkeerd geïnterpreteerd. Toen bedacht ze zich iets, iets heel dringends. ‘Dus dat lijk hoorde ook bij die tocht?’
Klaas keek haar verbaasd aan. ‘Lijk?’
‘Ja, in het bos…’ Nina wilde wel gillen. ‘Het… het lijk was echt?’ fluisterde ze ongelovig.

Ze legde een bosje bloemen op de grafsteen. Het was een rustige, maar waardige begrafenis geweest. Maria Bosch, de vrouw die was overleden, had aan dementie geleden. Ze was onwetend het bos in gewandeld en had daar een hartaanval gekregen. In het bejaardentehuis waren ze haar al kwijt. Als Nina haar niet toevallig had gevonden, waren de zoekacties gestaakt en was ze waarschijnlijk voor altijd verdwenen.
Nina draaide zich om en liep de begraafplaats af, met een droevig, maar tevreden gevoel; haar wanhopige avond had toch nog iets goeds voortgebracht.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen