-

Het was rumoerig onder in het appartementencomplex. Studenten zongen luidkeels en ze brachten niet veel meer met zich mee dan de geur van urine en sterke drank. Langzaam aan werd het stiller, en op de bovenste verdieping kroop Sabine steeds dichter richting de deur. Als ze beneden eenmaal stil waren, zou ze kunnen horen wanneer hij er was, en zou ze diep onder haar wollen dekens kunnen kruipen, pretenderend dat ze sliep. Haar ogen dichtknijpen, en hopen dat hij zijn alcoholische woede eens niet op haar zou uiten. Ze liet zich tegen de kozijn van de deur zakken, en terwijl ze naar beneden gleed voelde ze de muur tegen de plekken op haar rug duwen. Ze deden haar kreunen en ze vroeg zich af hoe het zo ver gekomen is.

Sylvester was vanaf begin af aan een lieve jongen geweest. Hij zag er wonderschoon uit. Hij was mooier dan de maan, die naast hem maar een simpele spaarlamp leek. Hij was hoger dan de sterren, die naast hem maar glow-in-the-dark plastic’jes aan je plafond lijken, en hij was puurder dan alles wat iemand ooit heeft kunnen zien. Met zijn woorden vocht hij voor waar hij voor stond, al was dit af en toe totaal niet terecht. Hij was overtuigd van zijn meningen en opvattingen, en een ieder moest wel respect hebben voor de manier waarop hij dit bracht. Vanaf het moment dat ze elkaar zagen waren Sabine en Sylvester opgegaan in elkaar. In hem zag je haar, in haar zag je hem.
‘Engeltje, wordt het niet eens tijd dat wij één leefruimte gaan delen?’ had hij haar na anderhalf jaar gevraagd.
Sabina had volmondig ja gezegd, ze zou niets liever willen dan een leefruimte met hem delen, al bleek deze achteraf dronken studenten en iets later ook agressieve liefdes mee te brengen. Door de studenten in het huis, kwam Sylvester in aanraking met drank. Nooit eerder had hij de behoefte gevoelt om iets te drinken, zonder dat was hij al losbandig genoeg, op een goede manier dan. Hij was spontaan, hij toonde zijn liefde zo als geen ander dat kon, hij ontving liever slaag voor de waarheid dan dat hij kon vluchten met een leugen, en hij beminde als een ware god. Toch besloot hij dat hij het wel eens wat nieuwe dingen kon proberen. Zijn standvastigheid had hem er altijd van weerhouden te experimenteren, maar nu hij zijn huisje-boompje-beestje voor elkaar had, dacht hij dat het geen kwaad kon om zich in te laden met wat hij altijd had gelaten.
In het begin ging het goed, hij dronk met mate en deed het niet op dagelijkse basis. Na een aantal weken begon hij meer te drinken. ‘Ik kan wel wat meer verdragen, lieverd, ik ben een volwassen man.’ had hij gezegd toen zijn meisje had gevraagd of het niet uit de hand liep. Hij ging ‘s avonds naar de kroeg, en als hij thuis kwam kreeg de drank steeds meer invloed op zijn humeur. Alle kleine dingen die hij tegenkwam onderweg naar huis, van koude regen tot een auto waarvan een lamp het niet deed, het maakte hem boos, woedend. En thuis zat Sabine elke avond weer te wachten, tot hij thuis kwam, en haar trakteerde op blauwe plekken, bloedende neuzen en de volgende ochtend zachte kussens en een kopje thee om de pijn te verzachten.

De studenten waren gaan liggen, de voordeur ging open en zware voetstappen klonken op de trappen van het gebouw. Sabine gooide zichzelf op bed, omringde zichzelf met kussens en net voordat ze haar ogen sloot alsof het voor de laatste keer was, fluisterde ze tegen de lucht: ‘Laat hem vandaag eens communiceren met woorden en gebaren, in plaats van harde klappen en gebroken botten.’

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen