Hoofdstuk 14
We liepen terug naar het huisje bij het kerkhof en het bos, we hadden allemaal een doos in onze handen. Aan de sleutels zaten koorden en daarom hingen de sleutels om onze nekken. Ik liep in gedachten naar het huisje, en ik hield Tom zijn ene hand vast en hij hield mijn hand vast. Ik bleef naar het doosje kijken en hield dat doosje in een hand en ik kon er maar niet achterkomen……Hoe deze dozen en sleutels in een keer verschenen in de kamer. Ik was zo in mijn gedachten verdiept dat ik een paar keer bijna tegen een boom was aan gelopen. We liepen door en ik zag felle kleuren hoog op gaan naar de lucht, en ik keek er verbaasd naar. Maar toen wist ik het, het huis stond in brand.
‘Het huis staat in brand’! riep ik
‘Nee joh Emma’ zei Rasmus, ‘de anderen hebben vast een kampvuur aangemaakt’
‘Denk je’? vroeg ik
‘Ja’ zei Rasmus
‘Oke dan’ zei ik
We liepen door naar het huisje en toen we daar aankwamen zag ik dat er een brief aan een boom hing en het huisje inderdaad in brand stond. Ik liep naar die boom. Ik las de brief aan de andere voor:
‘Ik heb mijn mensen gevraagd om jullie huis in brand te steken.
Jullie neuzen namelijk teveel in onze zaken. Ik wil dat jullie dat niet meer doen.
Anders stuur ik mijn andere mensen er op af.
En meisje je vriendin en familie zijn OKÉ. Kom ze dus niet halen.’
‘Wat een zak’ zei Roxann
‘Maar gaan we alsnog achter hem aan’? vroeg Tom
‘Ik wel’ zei ik, ‘ik moet iedereen terug zien te krijgen’
‘Dat snap ik’ zei Rasmus, ‘wij gaan ook mee’
‘En ik ook’ zei Tom
‘Gezellig’ zei ik
‘Maar waar gaan we nu slapen’? vroeg Jasmine
‘Weet ik niet’ zei ik
‘Laten we het huisje eerst gaan blussen’ zei Tom
‘Goed idee’ zei ik
We rende naar het meer, en vulde alles wat we bij ons hadden. Dat was bijna niks dus moesten we heel veel keer heen en weer maar, na wat wel duizend keer heen en weer lopen leek, hadden we het huisje geblust. Ik en Tom liepen als eerst naar binnen en keken rond, na ons kwamen Roxann en Rasmus.
‘Laten we redden wat er te redden valt’ zei Rasmus
‘Goed idee’ zei Roxann
We liepen dus door de kamer heen om te zoeken wat zoek is, maar het meeste wat we vonden was gruis. En we hadden geen aanleidingen wie of wat dat briefje had geschreven. Ik liep door de kamer en vond een rugzak op de grond, ik opende hem en vond mijn spullen. Alleen was er een probleem, mijn dagboek was weg. Gelukkig had ik niet veel in mijn dagboek geschreven, al mijn andere spullen zaten nog in mijn rugzak.
‘Iets weg’ vroeg Tom
Ik schrok op, en keek naar hem.
‘Nee’ zei ik, ‘nee’
‘Omdat je zo geschokt keek’ zei hij
‘Oh ja’ zei ik, ‘dat was niks’
Ik glimlachte naar hem en probeerde geruststellend naar hem te kijken.
‘Verder is er niks gestolen’ zei Rasmus
‘Oké’ zei Roxann, ‘dan kunnen we gaan’
‘Waar gaan we slapen in de tussentijd’? vroeg Jasmine
‘Laten we naar het bos gaan’ zei ik, ‘daar waar het boek der grote geheimen ligt’
‘Goed idee’ zei Jasmine
‘We slapen wel op de grond’ zei Locomodes
‘Laten we gaan’ zei Tom
‘Ja oké’ zei Rasmus
We liepen naar het bos toe en wisten dat we naar het einde moesten lopen, naar het einde van het bos. Ik liep met Tom voorop, en alle mensen/wolven liepen met ons mee. Aan het einde van het bos, vonden we een grote stenen muur. Over de grote stenen muur stroomde water, Ik keek naar het water. We staarde met zijn alle naar het water, en we konden niet bedenken wat we moesten doen.
‘Hé Locomodes waar moeten we heen’ vroeg ik
‘Ik heb een andere weg gedaan’ zei Locomodes
‘Weet je dan tenminste welke kant we uit moeten’? vroeg ik
‘Ja’ zei hij, ‘door de stenen muur’
‘En dan’ vroeg ik, ‘weet je het dan nog wel’
‘Ja’ zei hij, ‘Ik weet het zodra we voorbij de stenen muur zijn’
‘Oké’ zei ik, ‘laten we gaan’
‘Laten we gaan’ herhaalde Roxann, ‘Waar moeten we heen’?
‘Door de stenen muur’ zei ik, ‘Laten we hier overnachten’. ‘Dan kunnen we zoeken naar een doorgang’
‘Goed’ zei Rasmus, ‘Tom, Locomodes willen jullie me helpen met een slaapplek’?
‘Ja goed’ zeiden Tom en Locomodes.
Ze liepen naar het bos en verdwenen gauw uit het beeld, ik keek naar Jasmine en Roxann.
‘Wat gaan wij doen’? vroeg ik
‘Wat denk je’? vroeg Jasmine, ‘Wat is je plan’?
‘Heel simpel’ zei ik, ‘laten we gaan zoeken naar een doorgang’
We liepen naar de stenen muur, en we splitsten ons op naar verschillende paden. Ik ging naar het water, Roxann ging naar een kant van de waterval. Jasmine naar de andere kant van de waterval. Ik liep naar het water toe, en probeerde achter het water te geraken. Ik voelde aan de muur om de juiste kant op te gaan, omdat het zo donker was. Ik keek door het water heen, en zag gevlekte stukken. Ik liep verder door de soort grot, en ik zag niks. Ik liep door het water, en mijn broek werd klets nat. Maar het was nog steeds te donker om iets te zien, ik liep weer verder. Licht dacht ik, eindelijk. Er klonk een harde knal en ik keek geschrokken naar die kant toe. Ik liep verder door de baan, tot ik bij een ingang kwam. Een ingang van een grot. Ik liep verder de grot in en probeerde niet aan de knal te denken. Ik keek rond en draaide me net om toen ik een grauw hoorde. Ik draaide me langzaam om, en zag daar een mens staan. Een hele oude man, ik keek hem aan en zag een litteken. Het litteken ontsierde zijn gezicht, en hij was erg klein.
‘Wie ben jij’ vroeg ik
‘Antonie’ zei hij
‘Hallo Antonie’ zei ik, ‘ik heet Emma’
‘Wat doe jij hier Emma’ vroeg Antonie, ‘dit is mijn schuilplaats’
‘Ik zoek een doorgang door de stenen muur’ zei ik, ‘en waarom heb je een schuilplaats nodig’
‘Ik heb iets te verbergen’ zei hij
‘Wat dan’ vroeg ik
‘Hoef je niet te weten’ schreeuwde hij
‘Nou je hoeft niet zo onbeleefd te doen’ zei ik
‘Ik wil je helpen met een doorgang zoeken’ zei hij
‘Graag’ zei ik
‘Als jij me helpt met die stok’ zei hij
‘Welke stok’ zei ik
Hij draaide zich om en in zijn been zat een stok, de stok zat er niet helemaal in. Het was erg verwarrend om te zien, want hij kon staan met een stok in zijn been.
‘Doet het lopen pijn’ vroeg ik
‘Ja’ zei hij, ‘maar wil je dat doen’?
‘Ja dat is goed’ zei ik, ‘maar dan moet ik even weg en wat bladeren halen’
‘Waarvoor’ vroeg hij
‘Om je been te verbinden’ zei ik
‘Hoezo dat’ vroeg hij
‘Dan geneest de wond beter’ zei ik, ‘en dan doet het lopen minder pijn’
‘Oké’ zei hij
‘Mag ik mijn vriendinnen mee nemen om me te helpen’ vroeg ik
‘Ja is goed’ zei hij
Ik rende de grot uit, ook al kon ik niets zien. Ik moet hier uit zien te komen dacht ik, laat me hier uit komen. Het is me gelukt dacht ik toen ik het licht aan het einde weer zag.
‘Jasmine ’ riep ik, ‘Roxann’
‘We komen’ zeiden ze, ‘maar we hebben geen uitgang gevonden’
‘Ik heb een man gevonden met een wond in zijn been’ zei ik, ‘hij weet een uitgang’
‘Oké’ zei Jasmine, ‘Wat moeten wij dan doen voor hem’?
‘Een stok uit zijn wond halen’ zei ik, ‘en hem verbinden’
‘Ik haal de bladeren’ zei Jasmine
‘Ik haal lianen’ zei Roxann
Ze waren binnen een paar seconden weer terug, en ik had een emmer gevuld met water. Toen ze weer terug waren, gingen we samen naar de grot. We gingen er in, maar dan in een ketting. We hielden namelijk elkaars handen vast, zodat ze de weg door het donker wisten. Zo kwamen we weer bij de oude man terug .
‘Hallo Antonie’ zei ik, ‘Dit zijn mijn vriendinnen Jasmine en Roxann’
‘Hallo’ zei hij
‘Hallo’ zeiden Roxann en Jasmine, ‘we gaan u helpen met u been’.
‘Oké’ zei hij, ‘dus je houdt je woord’
‘Ik wel’ zei ik, ‘Nu jij straks nog’
‘Wil je het niet nu weten’ vroeg hij
‘Nee’ zei ik, ‘zoveel vertrouw ik jou nog wel’
‘Laten we beginnen’ zei Jasmine, ‘Straks missen de jongens ons nog’
We begonnen de man te helpen, en eerst moesten we die stok uit zijn been zien te halen.
‘Wilt u hier in bijten alstublieft’? vroeg Jasmine, ‘en als u wilt mag u me ook in mijn hand knijpen’
‘Graag’ zei hij, ‘maar doe dat ding waar ik op moet bijten ook maar’
‘Oké’ zei ze
Ze stopte een tak tussen zijn tanden waarop hij kon bijten, en voordat we het merkten, was het al weer over. De man bedankte ons, en groette ons. We liepen terug naar het kamp waar de jongens intussen ook klaar waren.
Er zijn nog geen reacties.