Zaadjes halen voor een gevaarlijke plant? Tuurlijk joh, zo gedaan.
Trots liep ik met het hoofd van Sneep door de gangen, ervoor zorgend een niet al te rood spoor achter te laten.
Ik zag een heleboel leerlingen jaloers naar me kijken. Vreemd, nooit geweten dat al die mensen Sneep ook mochten.
Toen ik langs de bibliotheek liep kwam ik Harry en Hermelien tegen.
Harry riep verbaasd maar blij uit: "hé Loena, goed gedaan hoor. Maar wat heeft Sneep jouw ooit aangedaan? Ik dacht dat je hem wel mocht."
Hermelien kon me alleen maar geschokt aankijken en het enige dat zei eruit kreeg was: "Snee..Sneep... Sneeps hoofd.
"Hé, Harry. Hé Hermelien" antwoorde ik. "Ik heb Sneep niet vermoord hoor. Maar hij is slecht versprokkeld toen hij terug kwam van een gehei..." Oeps. Ik mocht dit vast niet van Perkamentus aan andere mensen vertellen. "Toen hij terug kwam van de wegisweg."
Hermelien leek me door te hebben: "Wat zou Sneep daar gedaan hebben? Ik bedoel wat is belangrijker bij de wegisweg dan les geven op Zweinstein?"
Harry antwoorde: "Mmm, hij is vast shampoo gaan kopen."
Toen we met zijn alle waren uitgelachen liep ik weer verder. Terwijl ik door de bijna verlaten gangen liep dacht ik na over waarom Perkamentus, mij zou hebben uitgekozen om hem en Sneep te helpen Jeweetwel te verslaan. Waarom niet Harry of Hermelien of...
BOEM! Met een enorme knal liep ik tegen iets of iemand op. Eerst dacht ik dat het weer één van die nieuwe wandelende pilaren was, maar ontdekte ik dat het een mens was, een jongen.
Ik bleef even gebiologeerd naar de jongen zijn voeten staren. hij had mooie glanzende schoenen met kleine groene slangen erop. Ik zou eigenlijk moeten vragen waar hij die had laten maken. Het zou een leuk kerstcadeau zijn voor mijn vader. En dan met kreukelhoornige snottifant hoorns erop op zo.
Maar goed ik dwaal af.
Ik keek omhoog naar het gezicht van de jongen. Ja, hoor. Ik had het kunnen weten. Het was Malfidus. Met een erg gemene lach op zijn gezicht, maar tegelijkertijd keek hij ook geschokt. Hij kan zich wel gemeen voordoen maar ik weet dat hij diep van binnen best meevalt.
Volgens mij probeerde Korzel en Kwast ook te lachen, maar dat was niet helemaal duidelijk.
"Lijpo, ik zie dat jij en je gemene vriendjes Sneep vermoord hebben", grijnsde Kwast dom.
"Ik denk dat wij maar eens iemand moet vertellen wat jij en je Potter vrienden hebben gedaan, Lijpo," grijnsde Korzel nog dommer.
Maar ik maakte mij geen zorgen. Zolang Malfidus nog in shock was, had ik niks te vrezen.
Op dat moment kwam Perkamentus aangelopen. "Wat is hier aan de hand? Loena, jij had toch wat te doen?"
"Ja, sorry Professor." Begon ik. Maar voordat ik verder kon gaan begon Malfidus -die zich snel hersteld had- te praten, met een wel heel onschuldig gezicht. "Professor Perkamentus, ik stond hier heel rustig toen Lij.. uh.. Loena plotseling de gang in liep met Sneep zijn hoofd."
"Ja tuurlijk, jij stond hier heel rustig" meende ik Perkamentus zachtjes zeggen.
Maar voordat ik daar verder over na kon denken ging Perkamentus verder, nu wat harder. "Wat mevrouw Leeflang heeft gedaan, daar heeft u niks mee te maken, meneer Malfidus. Ik wil dat u en uw beide vrienden nu rechtstreeks naar mijn kantoor gaan. Ik kom zo."
Maar... protesteerde Malfidus. "Niks te maren. Nu! kapte Perkamentus hem af.
Mopperend dropen Malfidus, Korzel en Kwast af.
"Dank u, professor. Ik was op weg naar de ziekenboeg maar toen vielen zij me lastig. Wat gaat u nu met ze doen en met alle leerlingen die Sneeps hoofd hebben gezien?"
"Geen zorgen, mevrouw Leeflang. knipoogde professor Perkamentus. "Een menselijke geest is snel gewist. Ga jij maar snel naar de ziekenboeg" Met die woorden draaide hij zich om en beende weg richting zijn kantoor.
Snel deed ik wat hij zei en leverde Sneeps hoofd af bij madame Pleister, die snel aan het werk ging, na mij ervan overtuigt te hebben dat alles goed zou komen.
Na mijn nieuwe radijsjes oorbellen ingedaan te hebben -waar ik tot nu toe nog geen tijd voor had gehad- ging ik naar professor Anderling, om via haar haard naar huis te gaan.
Ik pakte wat poeder en stapte in de haard.
Voor ik het woord kreukelhoornige snottifant kon zeggen, was ik al thuis.
Mijn vader verwelkomde mij met een grote glimlach, en legde uit dat ik de zaadjes voor de west-Germaanse Duivelsstrik op zolder kon vinden.
Snel liep ik naar boven, maar kon het toch niet weerstaan om de tekeningen van mijn vrienden op het plafond op mijn kamer te bewonderen. Ik had ze zelf geschilderd.
Toen liep ik snel door naar de zolder. Ik was hier al een hele tijd niet geweest. En ik was al bijna vergeten hoe donker en stoffig het hier altijd was.
De zaadjes voor de west-Germaanse Duivelsstrik waren snel gevonden. Nieuwsgierig snuffelde ik nog wat rond. Ik vond een heleboel leuke spullen, maar toen stuikelde ik en viel ik tegen de muur aan. Wat vreemd. Het klonk hol! Ik klopte nog een keer tegen de muur. Nee, ik had me niet vergist. Er zat een geheime ruimte in de muur.
Snel zocht ik een hamer en begon de muur te bewerken. Na een kwartier en veel bloed, zweet en tranen, kwam er eindelijk een gat in de muur. Ik kon het niet zo goed zien in het donker, dus fluisterde ik "lumos" en mijn toverstok begon te gloeien. Verbaasd zag ik dat er een oude kist in het gat lag. Het had wel wat weg van een ouderwetse schatkist.
Ik trok de kist ui het gat in de muur om de kist beter te kunnen bekijken.
Er zat een stevig, ijzer slot op. Maar met een eenvoudig spreukje was dat zou opgelost.
Nieuwsgierig opende ik de kist en...
Er zijn nog geen reacties.