Hoofdstuk 3 - Deel 1
En zie je dat mooie groene knopje hierboven? Hij heeft jeuk. Ook dat knopje kan jij helpen!
"Daar ben je!" riep Sarah vanuit de deuropening. Ze liep de caravan uit naar Luce. "Je betn wel lang gebleven, en dat terwijl het regent!"
"Ik was aan het wandelen," mompelde Luce. Het was deels waar.
"Zullen we naar de snackbar gaan? Ik heb honger!" stelde ze voor. Maar Luce fronsde.
"Wat gaan pap en mam eigenlijk eten?" vroeg ze.
"Die gaan uit eten, dat moest ik nog zeggen." Sarah glimlachte onschuldig en ze liepen weer naar de caravan om geld te halen.
Luce wierp door het raam een blik op de duinen. Daar ergens was de strandtent. Zou Tom daar nog steeds zijn? Waar zou hij heen zijn? Was hij naar huis? Had hij wel een thuis? Op een of andere manier leek hij niet op iemand die in een gewoon gezin woonde. Maar hij was dan ook niet gewoon, hij had magische krachten. Eerst, nu niet meer.
Zouden zijn ouders ook magische krachten hebben? Had hij eigenlijk wel ouders? Waarom dacht ze steeds aan hem? Hij hoorde neit in haar leven, en zij niet in de zijne. Niet zeuren, gewoon doorgaan.
Maar ze had wel zijn hulp nodig om bij het genootschap te komen, ze wilde wel iets met haar krachten doen.
Luce staarde naar haar portemonnee op tafel. Hoe gaaf zou het zijn als ze die gewoon naar zich toe kon laten zweven? Of stel dat ze dingen kon verdubbelen, dan zou ze heel erg rijk kunnen worden. Maar was dat niet illegaal?
Toen ze op al die vragen geen enkel antwoord kon geven, kreeg ze enigszins spijt dat ze was weggelopen bij Tom. Ze wist helemaal niks over die nieuwe wending die haar leven had genomen. Geen flauw idee wat er ging komen. Geen flauw idee.
"Luce?" Sarah stond ongeduldig in de deuropening. "Kom je nou?" Luce knikte, zonder haar blik af te wenden. Als in een trance pakte ze haar tas en portemonnee en liep ze de caravan uit.
Ongeconcentreerd probeerde ze de deur op slot te doen, waardoor ze twee minuten lang met de verkeerde sleutel zat te prutsen, en daarna nog eens een minuut met de goede.
De snackbar was nog open. het was binnen heel klein, met een tafel die bezet was, maar er was een groot terras, met slechts een paar parasollen als bescherming tegen de regen. Een gezin zat aan een houten tafel met een heleboel softijsjes.
Sarah en Luce liepen het kleine gebouwtje binnen en bestelden twee porties patat (die verbazingwekkend snel klaar waren) en deelden samen een cola.
Buiten merkten ze tot hun opluchting dat de regen bijna voorbij was, en aten ze hun patat lachend op. Dat wil zeggen: Sarah maakte grapjes, en Luce lachte af en toe willekeurig. Haar gedachten waren nog steeds bij Tom. Maar waarom? Waarom dacht ze de hele tijd aan hem?
Ze schrokken beide even toen haar telefoon ging.
"Dat zullen pap en mam wel zijn," mompelde Luce.
"Hallo, met Luce," nam ze de telefoon op.
"Met Tom. Hé, luister even, ik-"
"Hey, Tom?" zei Luce verbaasd.
"Ja, Tom, dat ben ik. Maar luister, ik heb niet heel veel tijd. Ik heb de persoon die ik hier eigenlijk zocht, gevonden, en nu ga ik met hem mee, en ik ga misschien het land uit. Waarschijnlijk eigenlijk. Als je echt dringend iets moet weten, moet je het nu vragen. Ik heb misschien een tijdje geen bereik, ofzo, en-"
"Wacht, wat? Waarom ga je weg? Waar ga je heen?" Luce wist niet echt waarom ze het vroeg. Dit waren niet haar zaken. Tom zuchtte vermoeid.
"Ik heb wat problemen met- Met bepaalde mensen. Lang verhaal. In ieder geval, ik moet hier gewoon weg. Ik weet niet waar we heen gaan."
"Oh, oke, en wat met het genootschap?" vroeg Luce iets zachter, hopend dat Sarah er niet nieuwsgierig naar was.
"Ik vertel later wel waar het is en hoe je er moet komen. Sorry, ik heb nu geen tijd. Was dat het?"
"Ja, ik denk het. Maar-"
"Oke, doei! Tot ziens!"
"Wat? Oh, doei?" Tom had al opgehangen. Even staarde Luce verbaasd naar de telefoon, en toen stopte ze hem in haar zak.
"Wie was dat?" vroeg Sarah met haar mond vol.
"Tom," antwoorde Luce nog steeds een beetje verbijsterd.
"En wie is dat?"
"Oh, gewoon iemand." Gewoon iemand? In ieder geval niet gewoon. Gelukkig vroeg sarah niet verder.
"Waarom glimlach je?" vroeg Sarah grijnzend met opgetrokken wenkbrouwen.
"Ik glimlach niet!" zei Luce.
"Jawel, je hebt zo'n fronsende, glimlachende blik op je gezicht!"
"Helemaal niet!" zei Luce, en ze nam snel nog een slok cola.
Reageer (1)
Ach, arm wit vlakje!
1 decennium geledenIk stil je honger wel even!
Weer een heel leuk stuk!