Chapter 3.
Even dacht ik dat het de blonde jongen van daarnet was, maar deze aanwezigheid straalde iets heel anders uit; geen arrogantie, meer onzekerheid. Geen jongen.
Ik draaide me langzaam om en probeerde er niet dreigend of intimiderend uit te zien.
Een meisje met lange bruine haren keek me verschrikt aan. In haar hand hield ze een bedeltje, dat ik herkende als datgene dat ik had bevestigd aan het handvat van mijn koffer voor geluk. Ik glimlachte naar haar en knikte naar haar hand.
‘Ik zie dat je mijn bedeltje gevonden hebt. Bedankt.’
Het meisje keek naar haar hand, alsof ze nu pas weer doorhad waarom ze me had tegengehouden en knikte daarna. ‘Ja,’ zei ze aarzelend, ‘ik zag dat je je koffer liet vallen en toen sprong dit ervan af.’
‘Dankjewel,’ zei ik nogmaals.
Ze lachte schuchter. ‘Graag gedaan.’ Ze leek even moed te verzamelen maar stak toen haar hand naar me uit. ‘Ik ben Hannah. Hannah Abbott.’
Ik slikte even maar pakte daarna haar hand aan. ‘Catharina. Maar je mag Cat zeggen.’
Even keek ze verbaasd, waarschijnlijk omdat ik geen achternaam noemde, maar daarna lachte ze weer naar me. ‘Wat een mooie naam. Ben je nieuw?’
Ik glimlachte weer. ‘Hij is al lang in de familie. En ja, ik ben nieuw. Samen met mijn broer.’ Na die woorden wierp ik een blik over mijn schouder. ‘Het spijt me, ik moet nu echt op zoek naar hem.’
Hannah’s schouders zakten een fractie omlaag. ‘Dan zie ik je wel op school …’
Even keek ik naar haar teleurgestelde gezicht. Toen nam ik een besluit.
‘Kom maar mee, je kunt wel bij ons zitten.’
Met een blije lach volgde Hannah me naar de coupé waar ik de aanwezigheid van Athan duidelijk voelde. De meeste leerlingen stonden nog op het perron afscheid te nemen van hun familie, dus waren de meeste coupés nog geheel leeg.
Hannah en ik stapten naar binnen en ik wisselde even een blik met Athan. Hij had onmiddellijk door waarom ik het meisje had meegebracht.
Ik ging naast hem zitten en gebaarde naar de bank tegenover me. ‘Ga zitten Hannah.’
Ik had het altijd opmerkelijk gevonden dat mensen altijd deden wat ik of Athan zei, zonder dat we ook maar enige echte invloed hadden op die persoon. Wij hadden helemaal niks te zeggen over Hannah, maar toch luisterde ze naar ons alsof we leiderfiguren waren.
Hannah ging onzeker tegenover me zitten en wierp een nerveuze blik op Athan.
Ik porde hem onzichtbaar in zijn zij en hij zakte meteen wat dieper weg in de banken, in een poging er minder intimiderend uit te zien. Daarbij produceerde hij ook een stralende glimlach.
‘Hannah, dit is mijn broer, Athan. Athan, dit is Hannah Abbott. Ik was mijn bedeltje verloren en zij gaf het me terug.’
‘Hallo,’ zei Athan.
‘Hallo,’ antwoordde Hannah verlegen. Ik zag hoe ze hem even bestudeerde en daarna weer snel haar ogen neersloeg. ‘Zijn jullie tweelingen?’
Ik keek haar verrast aan. ‘Ja, maar niet veel mensen zien het.’
‘Het is anders vrij duidelijk.’ Hannah keek weer op, dit keer naar mij. ‘Jullie lijken te veel op elkaar om gewoon broer en zus te zijn, ondanks het verschil in lengte.’
Athan grijnsde om die kleine toespeling op mijn hoogte en legde zijn arm om mijn schouders.
Ik schoot hem een geïrriteerde blik en siste: ‘Die grap was duizend jaar geleden niet grappig, nu nog steeds niet.’
Ik keek naar Hannah. ‘In welke afdeling zit je?’
‘Huffelpuf. Hoe gaan ze jullie indelen?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik weet het niet. We komen in het vijfde jaar, dat is zeker.’
Hannah’s gezicht lichtte op. ‘Wat leuk! Ik zit ook in het vijfde jaar!’ Ik lachte om haar enthousiasme.
Ze vertelde ons wat over haar vorige jaren en Athan en ik luisterden aandachtig, iets wat haar zelfvertrouwen duidelijk verbeterde.
De deur van de coupé opende en een jongen die nogal goed in het vlees zat stak zijn hoofd om de rand heen. ‘Hé Hannah, we waren je aan het zoeken.’
Hannah draaide haar hoofd en lachte naar de nieuwkomer. ‘Hé Ernst! Ik dacht dat jij in de coupé met klassenoudsten moest zijn?’
Ernst knikte. ‘Ja, maar die bespreking was alweer snel afgelopen.’ Hij keek ons nieuwsgierig aan. ‘Wie zijn dit?’
‘Catharina en Athan, ze zijn nieuw.’
‘Ah, nieuwkomers.’ Ernst wreef zich nog net niet in de handen en ik beet op mijn onderlip om mijn lach tegen te houden. ‘Ik zal jullie met plezier aan wat mensen voorstellen.’
Ik keek naar Athan. Hij keek me even in de ogen en richtte daarna zijn blik op Ernst.
‘Dat zouden we appreciëren.’
‘Goed. Komen jullie?’
We stonden allemaal op. Hannah verliet als eerste de coupé. Ik draaide me vliegensvlug om naar Athan. ‘Je moet dat soort woorden niet gebruiken!’
Hij keek me onbegrijpend aan.
‘Appreciëren! Dat soort woorden gebruiken normale tieners niet! Je wilt ze niet de indruk geven dat je met Shakespeare hebt opgetrokken!’
Athan lachte. ‘Oké, goed, ik zal erop letten. Maar ze weten toch niet wie Shakespeare is.’
‘Dat is het punt niet …,’ begon ik, maar toen klopte Ernst op het glas van de coupé.
Ik draaide me om en liep achter hem en Hannah aan door de smalle gang. Bij een van de coupés stopte hij. ‘Hier zitten een paar mensen uit onze afdeling.’
Er zijn nog geen reacties.