Chapter 2.
Ik vermoedde dat iedereen tegen wie hij dat zei automatisch aan de kant ging, want er hing een zweem van arrogantie om hem heen die paste bij iemand die boven aan de voedselketen stond. Natuurlijk werkte dat niet bij mij. Ik leefde al sinds de Romeinen de Grieken versloegen en hun eigen wereldrijk begonnen op te zetten. Ik had gesproken met vele belangrijke personen uit de geschiedenis. Ik was onsterfelijk en machtiger dan de tovenaars en heksen in deze wereld ooit zouden worden. Ik ging niet aan de kant.
Ik deed een stap naar hem toe, hield zijn blik vast en glimlachte. ‘Ik houd er niet van om gecommandeerd te worden.’
Met een verwarde blik staarde hij me aan. Na een paar seconden knipperde ik en keek ik weg. Vroeger had ik ervan genoten mensen in de war te brengen met mijn doordringende indigoblauwe ogen, maar ik was nu meer volwassen, figuurlijk gezien dan.
‘Draco, kom op! Laat haar weten wie de baas is!’ riep een van de jongens in zijn gevolg. Nu stapte Athan langs me heen, met een woedende blik in zijn ogen. Hij opende zijn mond om iets te zeggen, maar de jongen was al terug in zijn schulp gekropen. Athan was lang, was gespierd en had, evenals ik, een air van macht om zich heen hangen. Iemand die heeft gesproken met een grote tovenaar als Ptolemaeus laat zich niet zo snel intimideren.
De blonde jongen voor me deed een stap naar achteren en na nog een arrogante blik in onze richting te hebben geworpen liep hij met grote passen naar de muur toe en er daarna doorheen. De jongens die om hem heen hingen volgden hem snel.
Ik knipperde met mijn ogen.
De irritatie leek weg te vloeien uit Athan toen hij zich triomfantelijk naar me toekeerde en zei: ‘Cat, ik zei toch dat ik het zeker wist.’
Ik grijnsde. ‘Je moet toch toegeven dat het ongeloofwaardig klonk, door een stenen muur heen lopen. Ik had iets verwacht van wat meer kwaliteit.’
We repten met geen woord meer over het incident met de blonde jongen, Draco genaamd, maar ik wierp een verontruste blik op Athan toen hij als eerste door de muur heen liep. Ik had eerder gevoeld dan gezien hoe hij al zijn spieren had gespannen voor een gevecht toen hij naar voren stapte. Hij had alle jongens kunnen doden voordat die ook maar de tijd hadden gehad om hun toverstok te trekken door hun nek te breken. Ik had ook gevoeld, door middel van die vreemde band die we met elkaar hadden, hoe geïrriteerd hij was geraakt door een paar jongens die hij niet eens kende. Hij had ze kunnen vermoorden.
De vreemde vermoeidheid maakte ons niet alleen onoplettend maar ook erg prikkelbaar, zoals ik net met eigen ogen weer gezien had.
Ik wierp een korte blik over mijn schouder en liep toen met kleine maar zekere passen door de muur heen, achter mijn broer aan.
Ik keek verwonderd naar alle families die op het perron stonden om afscheid van elkaar te nemen. Athan en ik hadden ooit een familie gehad, maar ik kon me niet meer herinneren hoe het was, om een huis te hebben waar je in kon thuiskomen omdat je er met je gezin woonde.
Athan stond eveneens naar het schouwspel te kijken, en ik voelde hoe zwaarmoedig hij ervan werd. Met een harde duw tegen zijn schouder trok ik zijn aandacht.
‘Kom op Ath, we gaan een mooi plekje zoeken in de trein.’
Met mijn hoofd lichtjes gebogen liep ik naar een van de ingangen van de glimmend rode trein en tilde zonder moeite mijn koffer naar binnen. Toen ik omkeek zag ik dat Athan eveneens met zijn hoofd gebogen liep, maar door zijn lange gestalte viel hij meer op dan ik.
We hadden beiden bruin haar, dat bij mij in warrige krullen over mijn schouders en bij Athan warrig over zijn voorhoofd viel en een rode gloed over zich had. Onze huid was lelieblank maar verbrandde nooit. Onsterfelijk zijn had een paar voordelen, waaronder het feit dat we vrijwel nooit ziek werden –als we dat wel werden, was er iets behoorlijk mis- en dat verwondingen snel genazen. Athan was zeker 1.80 m, ik was zeker 20 tot 25 cm kleiner, waardoor ik sneller over het hoofd werd gezien. Bezorgd zag ik hoe hij gevolgd werd door een aantal giechelende meisjes die hun schooluniform al aanhadden en blijkbaar bij Ravenklauw hoorden. Hij keek snel achterom en versnelde daarna zijn passen naar de trein toe. Toen hij binnenstapte, duwde ik hem naar rechts en liet daarna mijn koffer vallen. Toen ik langzaam bukte om hem op te halen, stapten de meisjes naar binnen. Ik blokkeerde de rechterdoorgang dus sloegen ze twijfelend linksaf.
Meteen stond ik overeind, pakte mijn koffer op en volgde Athan. Voordat ik echter zijn aanwezigheid kon lokaliseren in een van de coupés, pakte iemand mijn pols beet. Een huivering schoot door me heen en ik trok hem los.
Er zijn nog geen reacties.