Chapter four.
Justin Drew Bieber,
Ik hoorde zacht gesnik uit onze slaapkamer komen en ik wist dat Dixie het was. Op de een of andere manier brak haar gesnik mijn eigen hart. Ik voelde haar pijn. Ik deed zachtjes de deur van de slaapkamer open en zag haar in het venster zitten. Ze huilde. Ze ging kapot van de pijn. Ik zag het aan haar. De manier waarop ze zat, een zielig hoopje. Haar hoofd was verborgen in haar handen en haar knieën waren opgetrokken. Zachtjes liep ik naar haar toe, want ik wilde niet dat ze zou schrikken van mij. Ik legde mijn hand voorzichtig op haar been en wreef zachtjes met mijn duim. Ze keek langzaam op en ik zag de pijn in haar ogen. Mascara was uitgelopen over haar wangen, maar de blik die ze in haar ogen had, raakte mij het meest. Haar ogen schreeuweden om hulp, zoiets als “help me hieruit! Ik houd het niet langer.” Ze legde haar hand op mijn hand en verstrengelde hem in mijn hand. Zachtjes wreef ik met mijn duim over de rug van haar hand, proberend haar te kalmeren, maar het resultaat slecht, heel erg slecht. Geluidloos stroomden de tranen over haan wangen. De tranen wilden niet stoppen. Met mijn andere, vrije hand probeerde ik wat mascara van haar wangen te vegen. Ik tilde haar van het venster af, als een baby in mijn armen en legde haar op het bed neer. Zelf ging ik naast haar liggen, terwijl ik haar stevig vast pakte. Ik wilde haar nu in mijn armen hebben, haar vast houden, haar proberen te troosten, maar vooral haar niet verlaten en hier voor haar zijn. Ik wreef door haar blonde haar en haalde wat natte plukken haar, die tegen haar tegen wangen aangeplakt waren weg. We lagen zo een tijdje, in stilte. De spanning was om te snijden en de hele kamer was gevuld met een gevoel van verdriet. Vreselijk. “Gaat het weer een beetje?” vroeg ik na een hele poos, toen ze weer normaal ademde en de tranen niet meer als rivieren over haar wangen stroomden. Ze knikte haar hoofd, maar ik zag hoe veel moeite ze er mee had om ja te knikken. Het ging niet met haar en dat wist ze zelf ook maar al te best. “Waar dacht je aan?” Ik hoorde haar luidkeels slikken. “Harry,” kwam er naar enige stilte uit, maar niet veel later was de kamer alweer gevuld met geluid. Het geluid van haar gesnik. Ook ik was even stil. Wat een dag was dat. Een dag die ik nooit zal vergeten. Huilend belde ze me op en schreeuwde dat ik naar haar toe moest komen. Ik twijfelde geen seconde en ging als een bezetenen naar haar huis. Ik had nog bijna een aanrijding veroorzaakt, maar dat deed me niks. Ik hoorde dat er iets ergs was. Ik reed met een gemiddelde snelheid van 100 door de straten van een woonwijk en de banden kwamen met een piepend geluid tot stilstand. Ik rende snel naar de achtertuin, want ik wist dat hun achterdeur altijd open was. Ik gooide de deur open en schreeuwde haar naam. “Dixie?” maar ik kreeg geen enkele sein terug. Ik wist nog dat ik alle kamer afzocht en dat, dat ook wel vijf minuten duurde. De laatste plek was de zolder en ik rende de trap op. Ik miste een aantal treden en viel zelfs bijna, maar dat boeide me niks. Ik gooide deur open en zag haar liggen, opgehoopt over haar broer heen. Mijn adem stokte in mijn keel. “Is dat Harry?” bracht ik stotterend uit. Ik had het gevoel alsof ik in een CSI scene stond, dat we allemaal acteurs waren en alles gemake-upt was. Maar dat was niet zo. Met rode, opgezwollen ogen keek ze op en vloog ze in mijn armen. Na al een halve minuut voelde ik al een natte plek op mijn shirt, maar het deed me niks. Het deed me heel veel om haar zo kapot te zien. Ik wist nog dat ze honderd keer vraagde, “waarom? Waarom hij, Justin?” Ik zelfs wist het antwoord ook niet. Waarom Harry?
dankje voor de reacties van het vorige hoofdstuk!
btw, dit zelfmoord gedoe, heeft niks met de hoofdlijn
van het verhaal te maken, het is slechts een bijzaak.
Ik hoorde zacht gesnik uit onze slaapkamer komen en ik wist dat Dixie het was. Op de een of andere manier brak haar gesnik mijn eigen hart. Ik voelde haar pijn. Ik deed zachtjes de deur van de slaapkamer open en zag haar in het venster zitten. Ze huilde. Ze ging kapot van de pijn. Ik zag het aan haar. De manier waarop ze zat, een zielig hoopje. Haar hoofd was verborgen in haar handen en haar knieën waren opgetrokken. Zachtjes liep ik naar haar toe, want ik wilde niet dat ze zou schrikken van mij. Ik legde mijn hand voorzichtig op haar been en wreef zachtjes met mijn duim. Ze keek langzaam op en ik zag de pijn in haar ogen. Mascara was uitgelopen over haar wangen, maar de blik die ze in haar ogen had, raakte mij het meest. Haar ogen schreeuweden om hulp, zoiets als “help me hieruit! Ik houd het niet langer.” Ze legde haar hand op mijn hand en verstrengelde hem in mijn hand. Zachtjes wreef ik met mijn duim over de rug van haar hand, proberend haar te kalmeren, maar het resultaat slecht, heel erg slecht. Geluidloos stroomden de tranen over haan wangen. De tranen wilden niet stoppen. Met mijn andere, vrije hand probeerde ik wat mascara van haar wangen te vegen. Ik tilde haar van het venster af, als een baby in mijn armen en legde haar op het bed neer. Zelf ging ik naast haar liggen, terwijl ik haar stevig vast pakte. Ik wilde haar nu in mijn armen hebben, haar vast houden, haar proberen te troosten, maar vooral haar niet verlaten en hier voor haar zijn. Ik wreef door haar blonde haar en haalde wat natte plukken haar, die tegen haar tegen wangen aangeplakt waren weg. We lagen zo een tijdje, in stilte. De spanning was om te snijden en de hele kamer was gevuld met een gevoel van verdriet. Vreselijk. “Gaat het weer een beetje?” vroeg ik na een hele poos, toen ze weer normaal ademde en de tranen niet meer als rivieren over haar wangen stroomden. Ze knikte haar hoofd, maar ik zag hoe veel moeite ze er mee had om ja te knikken. Het ging niet met haar en dat wist ze zelf ook maar al te best. “Waar dacht je aan?” Ik hoorde haar luidkeels slikken. “Harry,” kwam er naar enige stilte uit, maar niet veel later was de kamer alweer gevuld met geluid. Het geluid van haar gesnik. Ook ik was even stil. Wat een dag was dat. Een dag die ik nooit zal vergeten. Huilend belde ze me op en schreeuwde dat ik naar haar toe moest komen. Ik twijfelde geen seconde en ging als een bezetenen naar haar huis. Ik had nog bijna een aanrijding veroorzaakt, maar dat deed me niks. Ik hoorde dat er iets ergs was. Ik reed met een gemiddelde snelheid van 100 door de straten van een woonwijk en de banden kwamen met een piepend geluid tot stilstand. Ik rende snel naar de achtertuin, want ik wist dat hun achterdeur altijd open was. Ik gooide de deur open en schreeuwde haar naam. “Dixie?” maar ik kreeg geen enkele sein terug. Ik wist nog dat ik alle kamer afzocht en dat, dat ook wel vijf minuten duurde. De laatste plek was de zolder en ik rende de trap op. Ik miste een aantal treden en viel zelfs bijna, maar dat boeide me niks. Ik gooide deur open en zag haar liggen, opgehoopt over haar broer heen. Mijn adem stokte in mijn keel. “Is dat Harry?” bracht ik stotterend uit. Ik had het gevoel alsof ik in een CSI scene stond, dat we allemaal acteurs waren en alles gemake-upt was. Maar dat was niet zo. Met rode, opgezwollen ogen keek ze op en vloog ze in mijn armen. Na al een halve minuut voelde ik al een natte plek op mijn shirt, maar het deed me niks. Het deed me heel veel om haar zo kapot te zien. Ik wist nog dat ze honderd keer vraagde, “waarom? Waarom hij, Justin?” Ik zelfs wist het antwoord ook niet. Waarom Harry?
dankje voor de reacties van het vorige hoofdstuk!
btw, dit zelfmoord gedoe, heeft niks met de hoofdlijn
van het verhaal te maken, het is slechts een bijzaak.
Reageer (3)
Super!
1 decennium geledenhmmm, maar het is wel geweldig geschreven
1 decennium geledensnel verder.<33
1 decennium geleden