A downwards spiral.
Dagen gingen voorbij zonder enig contact tussen mij en de Cullens. Ik voelde hoe ik langzaam in een diepe put viel en alles begon te verwaarlozen. Telkens ik een glimp opving van hen, sneed er een mes door mijn hart. Ze bekeken me alsof ik uitschot was, dat hun aandacht niet verdiende. En ook al gaf dat me een zeer goede reden om kwaad op hen te zijn, toch kon ik het niet. Ik hield van hen, meer dan van mijn eigen familie. En ik haatte mezelf daarom. Ik kende hen niet, ze mochten me niet. Waarom betekende het dan zoveel voor mij? Het was alsof ik mezelf pijn wilde doen, alsof ik pijn wilde lijden. Vooral wanneer ik aan de jongen met de blonde haren dacht, voelde ik weer die verscheurende pijn. Geen moment ging voorbij zonder dat ik aan hem dacht. Hij bleef door mijn hoofd spoken, zonder gezicht. Want ook al was er al een week voorbij gegaan, toch had ik hem niet meer gezien. Alsof hij zich voor mij verschool. Misschien was hij bang? Of misschien had de jongen met de bronskleurige haren hem mijn gedachten verteld. Ik zou het hem niet kwalijk nemen dat hij daardoor werd afgeschrikt. Toch zag ik het niet als een mogelijkheid. Tot nu toe was ik immuun geweest voor elke gave die een vampier maar kon hebben. Of dat dacht ik toch, ik was er vast van overtuigd dat één van de Cullens door mijn schild kon breken. Hoe konden die vlagen van emoties anders verklaard worden?
’Dawn?’ Ik keek op. Mijn vader torende hoog boven me uit en keek me strak aan. ’Wanneer ben je voor het laatst gaan jagen?’ Zijn stem klonk beschuldigend en misschien iet wat bezorgd. Van dat laatste was ik niet zeker, ik kon me mijn vader niet bepaald bezorgd voor stellen. Als je hem zag begreep je wel waarom. Hij was zo groot en sterk. Angstaanjagend zouden mensen hem beschrijven. Zeker met zijn rode ogen zag hij er bedreigend uit.
Ik haalde als verdoofd mijn schouders op. Dagen? Weken. Het was lang geleden. Té Lang. Tegen mijn zin moest ik toegeven dat ik het moeilijk had wanneer ik door de schoolgangen liep. Iets wat me nog nooit was voorgekomen.
’Jake en ik gaan jagen.’
Ik knikte zachtjes.
’Ik wil dat je meegaat.’
Toen ik niet reageerde, trok hij me recht.
’Ik meen het Dawn. Je mag voor mijn part zo veel je wilt naar die school van je gaan, het kan me niet meer schelen. Maar het laatste dat ik wil is dat de Volturi je komt halen omdat je jezelf niet kan beheersen.’ Hij schudde me zachtjes door elkaar. ’Begrijp je dat Dawn? Ze mogen je nóóit vinden!’
De nadruk waarmee hij nooit zei ontging me niet. Nieuwsgierig keek ik naar hem op, maar hij draaide zich al van me weg. Hij had door dat hij teveel had gezegd, maar ik kon niet verder vragen. Het had geen zin. Ik wilde mijn gave ook niet gebruiken om hem te overhalen. Ik was te bang dat ik er geen controle meer over had en de verkeerde gedachten naar hem zou overbrengen. Ik mocht er niet aan denken, moest hij te weten komen hoe ik tegenover de Cullens stond. Voor hem was het uitschot. Vampiers die hun lot negeerden. Dwazen. Alles wat ik goed aan hen vond, de redenen waarom ik van hen hield, dat alles was waar hij niets van moest weten. Hij zou me verbieden ooit nog naar hen te kijken, moest hij te weten komen dat ik me bij hen wilde voegen. Niet dat dat ooit zou gebeuren. Die boodschap had ik ondertussen wel opgevangen.
’Kom Dawn.’ Mijn vader stak zijn hand uit en hees me recht.
Er vormde een krop in mijn keel die ik niet weggeslikt kreeg. Jagen. Maar niet in het bos zoals ik altijd deed. Wij gingen jagen in de buitenwijken van de stad.
Reageer (6)
Loveit
1 decennium geledensnelverder!
1 decennium geledenly.x3
snel verder!!
1 decennium geledenIk neem abo ^^
x
Je zou eens Underworld moeten zien
1 decennium geledenSnél Verer )
snel verder!!!!!:D:D:D:D:D
1 decennium geledenXxX(K)