Hoofdstuk 12
Ik en Tom liepen buiten rond voor het hutje, toen we iemand aan zagen komen. Diegene zat vol schrammen en hinkte naar ons toe, ik keek op en zag hem aan komen.
‘Wie ben je’? vroeg ik
‘Ik ben de verkenner’ zei hij
‘Oké’ zei Tom, ‘kom maar mee’
We liepen samen naar het hutje en gingen naar Roxann en Rasmus, die keken op toen we naar binnen kwamen.
‘De verkenner is hier’ zei ik tegen hun
‘Welkom terug’ zei Rasmus, ‘Emma en Tom dit is mijn broer Lokomodes’
‘Wat een leuke namen hebben jullie toch allemaal’ zei ik
‘Ik ben het met haar eens’ zei Tom
‘Haha’ zei Rasmus, ‘wat zijn we weer grappig’.
‘Locomodes is ook een wolf’ zei Roxann, ‘zo kon hij dus goed rond kijken’
‘Ja ’ zei locomodes, ‘alleen er is een probleem’. ‘Er zijn daar meerdere weerwolven en die staan aan hun kant’
‘Dat hebben we al gemerkt’ zei Tom
En hij keek naar mij, heel raar.
‘Hoezo’ zei Locomodes
‘Nou we hadden een gevalletje weerwolf’ zei Tom
‘Wat voor gevalletje’ zei Locomodes
‘Ik had een gevalletje weerwolf’ zei ik, ‘de weerwolf viel mij aan’
‘Waarom viel hij je dan aan’? vroeg Locomodes
‘Weet ik niet’ zei ik
‘Maar ze vallen alleen iemand aan met een reden’ zei Locomodes
‘Dat hebben hun ook al vertelt’ zei ik, ‘en als je me niet gelooft’
Ik stroopte mijn mouw op en liet hem mijn gebonden arm zien, waar de wolf zijn nagels in mijn arm had gezet.
‘Heeft hij dat gedaan’? vroeg Locomodes
‘Ja’ zei ik, ‘en het doet pijn’
‘Ik weet wie de weerwolf was’ zei hij
‘Wie dan’? vroeg Rasmus
‘Thomson’ zei Locomodes, ‘Simon Thomson’
‘Kennen we hem’ vroeg Roxann
‘Ja’ zei hij, ‘en nee’
‘Hoezo ja en nee’ zei Rasmus
‘Nou het is zeg maar iemand waar niemand de naam van kent’ draaide Locomodes eromheen.
‘Een van de tien’ vroeg Tom
‘Ja’ zei Locomodes, ‘ om precies te zijn de tweede’. ‘Simon is na Jasper de hoogste’
‘Serieus’ vroeg Tom
‘En hij was de weerwolf’ vroeg ik
‘Ja’ zei Locomodes, ‘en we moeten hem ook verslaan’
‘Waarom’ vroeg ik, ‘ik wil alleen mijn familie en vriendin terug’
‘Maar’ zei Rasmus, ‘de voorspelling’
‘Die gaat niet over mij’ zei ik, ‘ik wil alleen mijn vriendin en familie terug’
‘Maar al deze mensen’ zei Roxann, ‘al deze mensen zullen verloren zijn’
‘Maar’ begon ik
‘Emma, asjeblieft’ zei Rasmus, ‘doe het voor alle andere mensen’
‘Ik weet het niet’ zei ik, ‘Ik wil jullie wel helpen maar dan moeten jullie mijn oom en broertje over te halen om naar huis te gaan’
‘Akkoord’ zei Rasmus, ‘maar ga je nu mee dan’?
‘Ja’ zei ik
‘Jeeeeej’ werd er geroepen door het hutje.
‘Rustig’ zei ik
‘Ga jij ook mee’ vroeg ik aan Tom
‘Ja Tuurlijk’ zei hij, ‘iemand moet jouw toch beschermen’
Ik sloeg hem vriendschappelijk op zijn arm en deed of ik boos was.
‘Je hebt haar nu al boos gemaakt’ zei Roxann
‘Aaaaaaah’ zei Rasmus
’Haha’ zei ik
Ik omhelsde hem, en hij sloeg zijn armen ook om mij heen.
‘Ik maakte maar een grapje hoor’ zei ik
‘Ik ook hoor’ zei hij
‘Oké ’ zei Locomodes, ‘nu dat ook weer geregeld is, kunnen we verder gaan’. ‘Waarneer gaan we naar dat bos toe, en hoe komen we daar’?
‘Hoe we daar komen word moeilijk’ zei ik, ‘want wie heeft er veel geld’?
‘Beter gezegd hoeveel heeft iedereen nu op zak’? vroeg Rasmus
‘Ik heb ook nog geld in de puinhoop liggen Tom’ zei ik
‘Laten we het gaan halen’ zei ik
‘Nee wij gaan wel’ zei Rasmus
‘Je weet niet waar het ligt en ik wel’ zei ik, ‘en je haalt niet mijn huis meer overhoop’
‘Het is gevoelig’ zei Tom
‘Oké’ zei Rasmus, ‘je mag mee’
‘En ik dan’ vroeg Tom
‘Jij mag ook mee’ zei Rasmus, ‘jullie letten wel op de spullen hé’
‘Ja hoor’ zei een meisje achter hem
‘En hoe heet jij dan’ vroeg ik, ‘sorry hoor, maar ik ken alle mensen nog niet zo goed’.
‘Ik heet Jasmine’ zei ze
‘Eindelijk een normale naam’ zei Tom
We moesten weer allemaal lachen, en ik keek naar Jasmine. Ze was een meisje met lange donkere haren, en prachtige bruine ogen. Ze twinkelde als ze naar Locomodes keek, ze vond hem leuk.
‘Hé Jasmine’ zei ik, ‘mag ik met je praten’?
‘Tuurlijk’ zei ze
We liepen naar buiten, en ik keek rond of ik niemand zag.
‘Zo dus jij vind iemand leuk’ zei ik
‘Hoezo’ zei ze
‘Ik zag je naar Locomodes kijken’ zei ik
‘Ik zag je naar Tom kijken’ zei ze
‘Dat is bekend’ zei ik
‘Oké’ zei ze, ‘misschien vind ik hem wel leuk’
‘Ja’ zei ik
‘Ik vind Locomodes leuk’ zei ze
‘Oke’ zei ik, ‘we kunnen eerlijk zijn tegen elkaar’
We liepen terug naar de anderen en hun waren alles al aan het bespreken.
‘We gaan nu’ zei Tom, ‘dan kunnen we snel naar dat bos gaan’
‘Oké’ zei ik
We liepen naar buiten en gingen naar mijn oude huis toe, toen we daar heen gingen. Ik liep rond en probeerde alles uit waar ik onder kon kijken, en ik keek naar boven.
‘Ik heb wat gevonden’ zei Tom
‘Ik kom’ zei ik
Ik liep naar Tom toe en zag hem knielend naast een stapel rommel zitten, ik keek naar wat rommel.
‘Hier’ zei hij
‘Dank je’ zei ik
Hij had een foto gevonden van mijn ouders, ik zag mijn moeder glimlachen naar mij. En ik zag een twinkeling in haar ogen, en een traan ontsnapte mijn oog en rolde over mijn wang. Tom zag de traan en veegde hem met zijn vinger weg.
‘Nog een keer dank je’ zei ik
‘Alsjeblieft’ zei hij
‘Laten we verder zoeken’ zei ik
‘Je weet toch waar het geld is’ vroeg hij
‘Ja natuurlijk’ zei ik, ‘ik zocht ergens anders naar’
‘Oke’ zei hij, ‘maar laten we eerst naar het geld zoeken’
‘Oké’ zei ik
Ik zocht verder naar de plek waar het geld was, ik wist natuurlijk wel waar het was. Ik pakte een knop op en schoof het gruis weg, daar onder dat gruis zag ik een luik zitten. Ik pakte de greep vast en trok, maar het gaf niet mee en ik viel achterover.
‘Ben je oké’ vroeg Tom
‘Ja prima’ zei ik, ‘maar ik kan het luik niet open maken’
‘Ik help wel’ zei Tom
‘Ik ook’ zei Rasmus
Ze liepen naar me toe en grepen ook de hendel vast.
‘Kom op’ zei Rasmus, ‘Trekken’
Roxann en Jasmine hielpen nu ook met trekken, en nu trokken we met zijn alle.
‘Op drie’ zei ik
‘Wie zegt dat jij mag tellen’ vroeg Roxann
‘Ik vond het luik’ zei ik
‘Oké’ zei ze, ‘jij mag tellen’
‘Goed’ zei ik, ‘Op drie, een….twee…. drie’
Op drie trokken we zo hard we konden aan de hendel, en toen vielen we allemaal achterover. En het luik viel met ons mee naar achteren, we keken elkaar aan en toen schoten we in de lach.
‘Haha’ lachte ik
‘Hihi’ zei Tom
Het luik was open en we keken naar binnen, het was daar heel erg donker. Ik vond het heel erg eng.
‘Waar is de deur van de geheime kamer’ vroeg Tom
‘Vernietigt’ zei ik
‘Door alleen het vernietigen van steen’ vroeg hij
‘Ja’ zei ik, ‘maar niet door alleen wat steen’.
‘Oke’ zei hij, ‘dat is niet raar’
‘Inderdaad’ zei ik,’maar ja in de wereld die wij nu kennen’. ‘Dan is dit nogal een beetje anders’.
‘Laten we gaan naar beneden’ zei hij
We liepen met zijn vieren naar beneden, het luik in.
Er zijn nog geen reacties.