Chapter three.
Dixie Jewell Hawkins,
De sterren deze avond waren zo helder, dat ik niet kon stoppen met kijken. Het kalmeerde me op de een of andere manier. Het werkte voor me als een zee, die alle zorgen wegspoelde. Niet dat ik veel dingen had om me zorgen over te maken, maar toch had ik ze. Ze waren gewoon in mijn leven, zonder enige toestemming van mij. Het leek erop dat je alles in het leven maar gewoon moest accepteren, hoe moeilijk de dingen ook waren. Het leek erop dat God er van uit ging, dat alles toch wel weer goed kwam. Dat iedereen sterk genoeg was om zijn leven te overleven. God zat verkeerd. Niet alle mensen waren zo sterk als hij dacht. Een traan gleed langs mijn wang, naar beneden en spatte uiteen op mijn shirt. Was iedereen maar zo sterk als God dacht. Het zou heel veel mensen een hoop verdriet schelen, inclusief mij. Acht december tweeduizend-negen, de zwaarte dag van mijn hele leven. Het liefst zou ik deze gevoelens achter slot en grendel opsluiten, maar ik kon het niet. De wonden waren nog niet geheeld en de littekens nog te vers. Ik zou het nooit vergeten en nooit kunnen accepteren. Het was al zo moeilijk om te snappen, te begrijpen. Het was een koude dag in december en de regen viel met bakken uit de hemel. De regen deed me niet veel, mijn humeur kon niet meer stuk, zoals gewoonlijk als ik bij Justin vandaan kwam. Ik stak de sleutel in het slot en stapte naar binnen. “I’m home!” riep ik door de gang, zoals ik eigenlijk altijd deed. Het was een soort gewoonte van me geworden. Geen reactie. Pas toen herinnerde ik me, dat mijn ouders een dagje weg waren. Ik haalde mijn veters los en deed mijn schoenen uit, die helemaal onder de modder zaten. Ik moest eerlijk zijn, op dat soort momenten had ik toch wel een beetje een hekel aan de regen, maar dat veranderde mijn humeur niet. Fluitend liep ik de trap op om richting zolder te gaan, waar al onze kledingkasten stonden. Ik zou maar even wat droge kleren aan moeten trekken, voor ik nog verkouden werd. Ik liep wat sneller door en hoorde harde rock muziek uit de boxen komen, die op zolder stonden. Ik rolde met mijn ogen. “Harry, hoe vaak moet ik nog zeggen dat papa en mama dit,” riep ik en gooide de zolderdeur open, “niet willen hebben…” Adem stokte in mijn keel en levenloos keek ik er naar. Ik kon niet handelen, niks doen. Ik stond aan de grond genageld. Machteloos. Zo voelde ik me, machteloos. Duizenden vragen gingen rond door mijn hoofd en het voelde alsof mijn brein zo uit elkaar klapte. “Harry?” kwam er zwak uit mijn mond. Laat dit een grap zijn. God, alsjeblieft laat dit een grap zijn. Ik wist dat het niet zo was en als een gek rende ik naar hem toe. “Godverdomme Harry! Waarom doe je dit? Ben je helemaal gek geworden. Wat bezielt je? ! Wat bezielt je om dit te doen!” schreeuwde ik. Ik beukte een paar met mijn vuisten tegen hem aan en vloekte zo veel als ik kon. Ik haalde het touw van de haak af, waardoor hij met een harde klap op de grond viel. Ik knielde naast hem neer en schudde hem door elkaar, met alle kracht die ik nog in mijn lichaam had. Tranen vloeiden over mijn wangen en het enige wat ik nog kon doen was schreeuwen, huilen en hem proberen weer in leven te brengen, maar ik was te laat. Snikkend liet ik me over hem heen vallen. Waarom Harry? Waarom? Waarom doe je me dit aan? Ik stompte nog een keer met mijn vuist tegen zijn buik aan. Nog steeds geen enkele reactie. Ik keek naar hem, zijn warrige blonde haar en zijn kleding. Ik haalde het touw van zijn nek af en paarse striemen waren daar getekend. Ik wilde dit niet zien en liet mijn hoofd tegen zijn buik zakken. Normaal voelde ik zijn ademhaling, maar ik voelde niks meer. In mijn eigen lichaam ook niet, alleen de pijn in mijn hart. Ik haalde snikkend mijn mobiel uit mijn broekzak en draaide het nummer van Justin. Wat moest ik doen?
hope you like it.
De sterren deze avond waren zo helder, dat ik niet kon stoppen met kijken. Het kalmeerde me op de een of andere manier. Het werkte voor me als een zee, die alle zorgen wegspoelde. Niet dat ik veel dingen had om me zorgen over te maken, maar toch had ik ze. Ze waren gewoon in mijn leven, zonder enige toestemming van mij. Het leek erop dat je alles in het leven maar gewoon moest accepteren, hoe moeilijk de dingen ook waren. Het leek erop dat God er van uit ging, dat alles toch wel weer goed kwam. Dat iedereen sterk genoeg was om zijn leven te overleven. God zat verkeerd. Niet alle mensen waren zo sterk als hij dacht. Een traan gleed langs mijn wang, naar beneden en spatte uiteen op mijn shirt. Was iedereen maar zo sterk als God dacht. Het zou heel veel mensen een hoop verdriet schelen, inclusief mij. Acht december tweeduizend-negen, de zwaarte dag van mijn hele leven. Het liefst zou ik deze gevoelens achter slot en grendel opsluiten, maar ik kon het niet. De wonden waren nog niet geheeld en de littekens nog te vers. Ik zou het nooit vergeten en nooit kunnen accepteren. Het was al zo moeilijk om te snappen, te begrijpen. Het was een koude dag in december en de regen viel met bakken uit de hemel. De regen deed me niet veel, mijn humeur kon niet meer stuk, zoals gewoonlijk als ik bij Justin vandaan kwam. Ik stak de sleutel in het slot en stapte naar binnen. “I’m home!” riep ik door de gang, zoals ik eigenlijk altijd deed. Het was een soort gewoonte van me geworden. Geen reactie. Pas toen herinnerde ik me, dat mijn ouders een dagje weg waren. Ik haalde mijn veters los en deed mijn schoenen uit, die helemaal onder de modder zaten. Ik moest eerlijk zijn, op dat soort momenten had ik toch wel een beetje een hekel aan de regen, maar dat veranderde mijn humeur niet. Fluitend liep ik de trap op om richting zolder te gaan, waar al onze kledingkasten stonden. Ik zou maar even wat droge kleren aan moeten trekken, voor ik nog verkouden werd. Ik liep wat sneller door en hoorde harde rock muziek uit de boxen komen, die op zolder stonden. Ik rolde met mijn ogen. “Harry, hoe vaak moet ik nog zeggen dat papa en mama dit,” riep ik en gooide de zolderdeur open, “niet willen hebben…” Adem stokte in mijn keel en levenloos keek ik er naar. Ik kon niet handelen, niks doen. Ik stond aan de grond genageld. Machteloos. Zo voelde ik me, machteloos. Duizenden vragen gingen rond door mijn hoofd en het voelde alsof mijn brein zo uit elkaar klapte. “Harry?” kwam er zwak uit mijn mond. Laat dit een grap zijn. God, alsjeblieft laat dit een grap zijn. Ik wist dat het niet zo was en als een gek rende ik naar hem toe. “Godverdomme Harry! Waarom doe je dit? Ben je helemaal gek geworden. Wat bezielt je? ! Wat bezielt je om dit te doen!” schreeuwde ik. Ik beukte een paar met mijn vuisten tegen hem aan en vloekte zo veel als ik kon. Ik haalde het touw van de haak af, waardoor hij met een harde klap op de grond viel. Ik knielde naast hem neer en schudde hem door elkaar, met alle kracht die ik nog in mijn lichaam had. Tranen vloeiden over mijn wangen en het enige wat ik nog kon doen was schreeuwen, huilen en hem proberen weer in leven te brengen, maar ik was te laat. Snikkend liet ik me over hem heen vallen. Waarom Harry? Waarom? Waarom doe je me dit aan? Ik stompte nog een keer met mijn vuist tegen zijn buik aan. Nog steeds geen enkele reactie. Ik keek naar hem, zijn warrige blonde haar en zijn kleding. Ik haalde het touw van zijn nek af en paarse striemen waren daar getekend. Ik wilde dit niet zien en liet mijn hoofd tegen zijn buik zakken. Normaal voelde ik zijn ademhaling, maar ik voelde niks meer. In mijn eigen lichaam ook niet, alleen de pijn in mijn hart. Ik haalde snikkend mijn mobiel uit mijn broekzak en draaide het nummer van Justin. Wat moest ik doen?
hope you like it.
Reageer (7)
Aahw heftig!!
1 decennium geledenSuper!
aw );
1 decennium geleden<3
1 decennium geledenWooow, wat heftig!
1 decennium geledenO my.. Dat is echt verschrikkelijk! Ik was al sinds het eerste hoofdstuk verslaafd aan je story! Snel verder <333333
1 decennium geleden