Foto bij Het opstel

Gisteren en dan precies vier jaar geleden. De dag dat jij overleden was. De dag waarvan ik me weinig herinner. De gebeurtenissen lijken uit mijn geheugen gewist. Ik probeer me te herinneren wat ik gister heb gedaan. Heb ik iets gedaan dat met jou te maken had? Volgends mij heb ik al maanden niet meer tegen je gepraat of bewust aan je gedacht. Waarom kost het zoveel moeite en pijn om aan jou te denken. In mijn hoofd zie ik foto’s verschijnen. Lachende families, vrolijke mensen. Dan komt die van ons. Een droevige familie. Droevige mensen met een droevig verhaal. Ik verdrijf de beelden uit mijn hoofd en val in slaap.

Ik kijk uit het raam. Sabine zit naast me, ze tekent in haar schrift. We zitten in de Nederlandse les. ‘De nieuwe opdracht voor jullie leesdossier is om een verhaal te schrijven over een gebeurtenis in jouw leven die veel effect op jouw leven heeft of heeft gehad’ mevrouw Macker kijkt ons aan alsof we de loterij hebben gewonnen. ‘Dit is vreselijk’ Ik hoor Sabine zuchten. Zelf vind ik het al niet veel beter. Tot nu toe sta ik een 5 gemiddeld. Ik heb dyslexie, maar dat is niet het enige probleem. De opdrachten zijn zo lang, vervelend en saai. De lerares komt naar ons toegelopen. ‘Sabine en Laura ik verwacht dit keer ook iets moois van jullie. Probeer je in te leven, schrijf alsof je het opnieuw meemaakt!’ Ik kijk haar verwondert aan, en weet eigenlijk al wat mijn onderwerp wordt. Ik probeer het weg te duwen, het zal teveel pijn doen. Ik schrijf wel iets vrolijks. In gedachten zie ik voor me. Een kort verhaal over een gezellig avondje met vriendinnen.

Een week later heb ik een kort en onsamenhangend verhaal verzonnen. Ik heb niet eens de moeite genomen om het in te typen. Toch lever ik het in. Nog hetzelfde uur, komt ze het al brengen. ‘Laura dit is onacceptabel.’ kunt niet eens een normale Nederlandse zin maken.’ Op het papier staat een rode 3. ‘Laura, probeer het nou gewoon eens. Je krijgt voor deze keer een herkansing, maar maak er nu wel iets goeds van. Volgende week verwacht ik een stuk waarin je me verbaast, ik weet namelijk dat je dat kunt!’ Gelukkig loopt ze weg. Ik kijk schuldig naar mijn papier. Sabine kijkt me verrast aan. Haar ogen staan vragend, waarom heb je dit gekozen? Ik zie de blik in haar ogen. Ze weet welk onderwerp ik beter had kunnen kiezen. Maar ze zal nooit begrijpen hoeveel moeite het voor mij kost om dat aan iemand anders te vertellen. Om het op te schrijven endoor een vreemde te laten lezen. Dat is onmogelijk, dat kan ik niet. Het zal me teveel verdriet doen. Het lijkt alsof ze mijn gedachten leest. ‘Lau, probeer het dan. Misschien wordt het niks, maar je kunt het altijd proberen.’ Ze ziet dat ze me nog niet heeft kunnen overhalen. ‘Het gaat niet om zo’n stom cijfer, het gaat erom dat je iets over jezelf kunt vertellen. Schrijf het niet voor haar.’ Ze knikt naar de lerares. ‘Schrijf voor jezelf.’

Die middag probeer ik aan alles behalve het opstel te denken. Ik maak zelfs mijn andere huiswerk en loop nu zelf voor met wiskunde. Alleen om niet aan dit opstel te hoeven denken. Toch als ik ’s avonds in bed lig, kan ik de gedachten niet stoppen. Een stemmetje in mijn hoofd zegt dat Sabine gelijk heeft. Misschien heeft ook wel Sabine gelijk. Misschien zal het wel helpen om mijn cijfer op te halen. Misschien kan ik dan nog wel over. Misschien zal de lerares eindelijk wel tevreden zijn. Misschien help ik mezelf er wel mee. Misschien is het niet zo eng als het lijkt. Ik neem me voor het te proberen.

De volgende dagen ben ik alleen maar bezig met voorbereiden. Met tranen in mijn ogen heb ik filmpjes bekeken en foto’s bekeken. Ik heb zelfs mijn oude dagboek tevoorschijn gehaald en er delen van gekopieerd. Dagenlang ben ik bezig geweest. Nu liggen op mijn bureau de belangrijkste momenten. Een stapel met foto’s, op mijn computer een map met de belangrijkste filmpjes en in mijn hand mijn dagboek. Als ik er alleen al aan denk voel ik rillingen over mijn rug lopen en mijn ogen prikken.

Ik open een nieuw word document en begin met typen.

Tranen vullen mijn ogen als ik aan je denk. Ik lees terug in mijn dagboek en denk aan jou. Ik voel me misselijk als anderen het woord uitspreken, als anderen het over jou hebben en zelfs als ik aan je denk. Jij was het belangrijkste in mijn leven, nu ben je ineens verdwenen.

Opgelucht kijk ik naar het beeldscherm. Nu alleen nog maar de kern en het slot. Ik blader door de foto’s en lees fragmenten uit mijn dagboek. Ineens weet ik wat ik moet doen. Ik typ, het toetsenbord ratelt van mijn geluiden. Ik zie de zinnen in mijn hoofd, ik hoor haar de zinnen zeggen. Ik blijf maar typen. Inmiddels zit ik al bijna 3 uur achter mijn computer, foto’s heb ik verschoven. Ik heb even kort gegeten maar kon niet wachten om weer verder te typen. Nu is het al donker buiten, ik ben lang bezig geweest. Nu ben ik eindelijk bijna klaar. Ik bekijk vluchtig de delen die ik nog moet lezen uit mijn dagboek, kijk naar de foto’s en filmpjes. Dit is het moeilijkste deel. Morgen ga ik verder. Ik sla het op onder de naam: NL opdr 3. Mijn gebeurtenis. Morgen maak ik het af.

De daarop volgende dagen zet ik mijn computer niet aan. Ik wil niet verder, nu komt het moeilijke gedeelte. Het moment waarop mijn leven veranderde. Dagenlang doe ik niks meer aan mijn opstel. Mijn bureau laat ik ook slordig. Nog steeds liggen er foto’s, mijn dagboek en zakdoekjes met mijn tranen. In de Nederlandse les spijbel ik, bang dat mijn lerares het onderwerp wil weten. Sabine zoekt mij in de kantine op. ‘Lau, mevrouw Macker vroeg mij of ik wou doorgeven dat ze zich verheugde op jouw opstel. ‘ Ik kijk stilletjes voor me uit. ‘Ik kan niet verder’ zeg ik zachtjes. ‘Natuurlijk kan je dat wel. Moet ik anders helpen?’ Ik kijk haar aan. Sabine is de enige die weet wat er gebeurd is.

Beging dit jaar kwam ze nieuw in onze klas. Ze kwam naast mij zitten en vroeg me over van alles. Ik antwoordde wel maar vroeg niks terug. Ondanks dat ze met andere meiden in onze klas contact had gehad bleef ze naast mij zitten. Ze bleef ook maar vragen. Uiteindelijk was ze mij een keer achtervolgd naar huis had ze gevraagd aan de buren wat er gebeurd was. Die les kwam ze naast mij zitten en schreef een briefje naar mij toe. Ik begrijp je. Kom je vanmiddag met mij mee naar huis? Ik moet je iets laten zien Ik was verbaasd dat ze het zomaar wist. Maar was te nieuwsgierig om niet met haar mee te gaan. Die middag op haar kamer vertelde ze hoe ze het wist. Ze vertelde ook dat ze mij zou steunen. De andere meisjes uit je klas hadden haar verteld dat ik gek was en daarom bijna nooit met iemand sprak. Toen ik dat hoorde kon ik mezelf niet langer inhouden. Ik heb gehuild, liters tranen kwamen eruit. Het enige wat Sabine deed is een arm om mij leggen. Ik vertelde snikkend mijn verhaal. Ze onderbrak mij niet een keer en bleef aandachtig luisteren. Toen ik was uitgehuild fluisterde ze: ‘Dit is heel moeilijk. Ik wil je helpen wanneer dat nodig is.’ Vanaf dat moment was onze vriendschap alleen maar hechter geworden. Ze negeerde de andere meisjes, nam het voor mij op en het voelde als ware vriendschap. Zomaar terwijl we elkaar nog geen maand kenden. Ze gaf je alles wat je in een vriendschap kon wensen. Ze was de beste vriendin. Ze was mijn vriendin.

‘Lau’ ze tikte mij op mijn schouder. Ze was de hele tijd stil geweest. Waarschijnlijk had ze ook haar eigen gedachten. ‘De pauze is voorbij, we moeten naar de les.’ Toen ik opstond pakte ze mijn hand vast. Samen liepen we naar de les. De hele verdere dag hield ze mijn hand vast, soms kneep ze er even in. Dat was om te laten merken dat ze me steunde. Zonder haar had ik het nooit volgehouden.
Dit was de laatste middag dat ik aan mijn werkstuk kon werken. De week was voorbij voordat ik er iets van had gemerkt. Ik startte mijn computer op. 19 mailtjes in mijn inbox. Grotendeels spam. En daar de mail die ik aan mezelf had gestuurd. NL opdr 3. Mijn gebeurtenis. Ik opende de mail en gelijk rolden de tranen. Dit keer vond ik het niet erg. Ik schaamde me niet, niemand kon mij zien. Niemand zou dit lezen, slechts één persoon. Een verhaal, een opstel. Niemand die me hiermee kon kwetsen.

Ik typte verder. Bekeek de filmpjes en foto’s. Ik las de dagboek fragmenten. Ik typte weer verder.

Nu mis ik je ook. Nog elke dag denk ik eraan. Altijd als ik aan je denk, de goede tijden en de slechte tijden. Altijd krijg ik tranen. Sinds die ene dag, heb ik alle foto’s weggehaald. Aan je denken doet al pijn genoeg. Als ik je ook nog dagelijks zou zien weet ik niet of ik dit had volgehouden. Dit maken doet me ook pijn. Toch vind ik het fijn om je te zien op de filmpjes, de vrolijke tijden. Ik zie jou als ik in de spiegel kijk. Ik zie jou als ik naar mijn zusje kijk. Ik zie jou wanneer ik door het huis loop. Ik hoor jou in mijn gedachten. Ik leef met jou naast mij. Daardoor weet ik dat ik alles aankan.

Nu nog één zinnetje. Een klein zinnetje. Ik wacht tot ik de letters niet meer kan lezen op het scherm. Mijn ogen zijn vol gevuld met tranen. Dan typ ik het laatste zinnetje. Ik sla het op en print het uit.

Wanneer ik het inlever kijkt mevrouw Macker tevreden. Ik blijf zitten en denk aan wat ik er allemaal in had gezet. Ik kijk naar het bureau, ze leest mijn opstel aandachtig door. Ze heeft zelfs niet door dat er achterin de klas wordt gegooid met propjes. Ze blijft zitten, ik hoor haar zuchten. Ze schrijft iets op het papier. Ze schuift het tussen de andere papieren. Na de les vraagt ze of ik nog even wil blijven. Met tranen in mijn ogen blijf ik verbaast achter. ‘Laura, ik ben sprakeloos.’ Ze pakt het opstel erbij. Langzaam begint ze het voor te lezen.

Tranen vullen mijn ogen als ik aan je denk. Ik lees terug in mijn dagboek en denk aan jou. Ik voel me misselijk als anderen het woord uitspreken, als anderen het over jou hebben en zelfs als ik aan je denk. Jij was het belangrijkste in mijn leven, nu ben je ineens verdwenen.

Sabine staat bij de deur te wachten en werpt me een vreemde blik toe. Ik haal mijn schouders op en wenk haar erbij te komen zitten. Mevrouw Macker blijft doorlezen. Het wordt steeds luider. Nu merk ik dat Sabine ook aandachtig luistert. Tranen vullen mijn ogen.

De eerste dag. Mijn zusje was net geboren. Ik weet nog hoe vrolijk ik was, jij lag daar op het bed. Naast je lag een klein propje. Dat propje was mijn zusje, jouw trots. Ze groeide snel, maar niet alleen mijn zusje groeide. Jij groeide ook. Je buik werd dikker. Soms zag ik ook een vreemde bult door je kleding heen. Jij zei dat het gewoon kwam doordat je een kindje voedde. Maandenlang heeft iedereen dat geloofd. Maar na de voedperiode ging het niet weg. Het werd groter. Maanden later. Ik was net vijf jaar geworden. Op mijn verjaardag voelde jij je niet lekker. Ik wist dat het door de vreemde bulten kwam. Je bezocht een dokter. De uitslag was naar. Het was nog erger dan dat jij op mijn verjaardag op bed had gelegen. De vreemde bulten waren kanker. Het was onverwoestbaar. Amputatie, het kon niet anders. Dagenlang sliep jij in het ziekenhuis. Ik mocht niet blijven logeren, je wou alleen zijn. Wanneer wij langs kwamen deed je vrolijk en opgewekt, maar ik zag de tranen. De kaarten die kwamen maakten het alleen maar erger. Ik was pas vijf jaar en ik wou bij jou blijven.

Die dagen leken eindeloos te duren. Ik begreep niet eens waarom je in het ziekenhuis lag. Jij had vreemde bulten en daarom moesten die weg. Na dagenlang wachten was je eindelijk weer thuis. Liefdevolle, gezellige, vrolijke dagen kwamen. Bijna jarenlang waren wij een gelukkig gezinnetje.

Ergens in mei, bijna vier jaar later. Weer moest jij naar de dokter. Dit keer mocht ik niet weten waarom. Ik sliep bij een vriendinnetje, en moest vaak naar anderen toe. Wanneer ik thuiskwam zat jij te huilen. Ik huilde mee, al wist ik niet waarom we huilden. Tranen, maar waarom? Ik had geen idee.

Steeds vaker ging jij naar het ziekenhuis. De dokters kende je al bij naam. Soms mocht ik mee. Dan liep je vrolijk te zingen met mij aan de hand. Ik bleef wachten in de kamer met computers. Jij ging de donkere ruimte binnen. Via de schermen zag ik dat jij een bril kreeg en er werden grote felle lampen op je gericht. Ik durfde niet te vragen waarom. Maar nu weet ik wel beter. Bijna dagelijks werd je bestraald. Bestraling tegen de slechte cellen had je mij uitgelegd. Iedereen had slechte cellen, maar jij net iets meer. Ik wou ook bestraald worden, ik wou ook dat mijn slechte cellen weg zouden gaan.

Maanden bleef jij zeggen dat er minder slechte cellen zouden komen. Maandenlang leek het beter te gaan. Maandenlang was iedereen vrolijker. Maandenlang. Tot ineens de omslag. Het was slecht. Heel slecht, de slechte cellen waren ook in jouw maag en longen gekropen. Jij vroeg ons of ik wou helpen. Ik moest je haren vlechten. Ik vond het leuk om te doen. Maar meteen na jouw dagelijkse ziekenhuisbezoekjes merkte ik dat je minder haar kreeg. Steeds vond ik meer plukjes in de borstel. Het haar was dunner, zachter. Tot er geen haar meer was. Alleen zachte huid.
Ik wou je mijn haren geven. Ik trok mijn eigen haren eruit en hing die dan over jouw hoofd. Maar ze vielen er snel af. Samen gingen wij een bos nephaar uitzoeken. We vonden enkele mooie plukken nephaar. Het leek bijna als de oude. Jij was trots op de zachte huid. Jij zong er zelfs liedjes over. Skin van Rascal Flatts was jouw favoriet. Samen zongen we terwijl we mijn haar vlochten en jouw huid aaiden.


In mijn hoofd hoor ik het liedje. Ik kijk op en snik. De tranen rollen nu over mijn wangen. Mevrouw Macker kijkt op en knippert ook met haar ogen. Sabine legt haar hand op mijn pols.

Jarenlang bleef jij vrolijk. Je deed alsof er niks aan de hand was. Langzaam kreeg je minder energie. Je had geen zin meer om met mij de stad in te gaan. Je nam ontslag en deed vrijwilligerswerk. Je ging vroeg naar bed. Soms sliep je nog eerder dan ik. Ik huilde mezelf in slaap. Ik wou normaal zijn. Ik wou weer de vrolijke lieve energieke vrouw terug.

Slechter en slechter. Wekelijks naar het ziekenhuis. Soms met de ambulance. Beneden kwam een bed te staan. Wanneer ik aan tafel zat te eten lag jij op bed te slapen. Samen in dezelfde kamer. Samen terwijl we zover van elkaar waren. Ik maakte me zorgen over vriendinnen en klasgenoten. Wat zouden ze vinden van een kale zieke vrouw. Jij maakte je zorgen over je leven. Eten werd moeilijker. Zonder hulp naar de wc gaan. Mij voorlezen. Alles ging minder. De ademhaling werd minder. Later kon je dat zelfs niet meer alleen. Je had een machine nodig om te ademen.

Het feest. Jij had het mede georganiseerd. Ik had het perfecte kostuum. Je zou helpen met de kleding. Maar zelfs dat kon je niet meer. Al maanden stond het gepland. Nu het erop aankwam wou je niet mee. Je voelde je te moe. Ik was boos. Ik was verdrietig, waarom liet je me stikken op dit moment? Ik kon je juist nu niet missen. Vanwege verdriet, boosheid en tranen wou ik bij een vriendin blijven slapen. Ik riep: ‘Tot morgen!’ ‘ Dag lieverd!’ antwoordje jij met wat je nog kon zeggen. Dat was het laatste gesprek. Het laatste woord. De laatste momenten van ons samen.

Ik was boos. Vier dagen later werd je begraven. Ik had de kist beschilderd en zong tijdens de dienst. Ik was diegene die boos op je was geweest. Ik was diegene die weg was gegaan. Juist op dit moment. Ik was degene met de meeste tranen. Niemand begreep dit. Niemand zou dit begrijpen. Ik was alleen.


Sabine heeft nu ook tranen in haar ogen. Ik kijk haar aan. Ze lacht me bemoedigend toe. Mevrouw Macker lijkt niet meer te stoppen. Ze snikt tussen de zinnen door en leest verder.

Jarenlang dacht ik zonder je te kunnen. Af en toe lachte ik naar je. Maar wuifde je gelijk weer weg. Ik praatte met niemand. Slechte enkelen weten van dit. Door sommigen werd ik gemeden. Anderen lachten erom. Of vonden me zielig. Niemand die normaal deed. Ik miste je alleen maar meer.

Nu mis ik je ook. Nog elke dag denk ik eraan. Altijd als ik aan je denk, de goede tijden en de slechte tijden. Altijd krijg ik tranen. Sinds die ene dag, heb ik alle foto’s weggehaald. Aan je denken doet al pijn genoeg. Als ik je ook nog dagelijks zou zien weet ik niet of ik dit had volgehouden. Dit maken doet me ook pijn. Toch vind ik het fijn om je te zien op de filmpjes, de vrolijke tijden. Ik zie jou als ik in de spiegel kijk. Ik zie jou als ik naar mijn zusje kijk. Ik zie jou wanneer ik door het huis loop. Ik hoor jou in mijn gedachten. Ik leef met jou naast mij. Daardoor weet ik dat ik alles aankan.
Lieve Mama Ik Zal Je Nooit Vergeten.


Ik kan niet stoppen met huilen. Sabine slaat haar armen om me heen. Zachtjes wrijft ze over mijn rug. Langzaam kom ik weer tot bedaren. Mevrouw Macker kijkt me verbaast aan. ‘Laura.’ Ze wacht even. ‘Niemand zou er zelfs maar even over kunnen nadenken dat jij dit hebt moeten meemaken. Zeven jaar lang. ‘ Ze pakt een zakdoek uit haar vest en veegt haar gezicht droog. ‘Niemand had dit beter gekund dan jij. Niemand had dit beter kunnen verwoorden. Ik ben trots op je!’ het klinkt alsof ze het echt meent. Sabine veegt mijn tranen weg met haar duim. ‘Lau. Ik ben zo trots op je.’ Ik hoor de emotionele klank ik haar stem. Ze kijkt me aan. ‘Ik wist dat je dit kon.’ Ik lach. ‘Ik wist het niet, maar nu wel.’ Mevrouw Macker lacht naar ons. ‘Ik ben trots op jullie allebei. Sabine jouw opstel was ook van goed niveau. Ik zal even kijken wat ik daarvoor heb gegeven. ‘ Ze loopt naar haar bureau en zoekt door de papieren. ‘Kijk eens aan. Een ruime 7. Zal ik jou ook maar gelijk een cijfer geven Laura?’ Ze lacht vriendelijk. ‘Ik vind het bijzonder mooi. Ik hoop meer van dit soort werken te zien. Dit wordt een 9. Zijn jullie daar tevreden elkaar mee?’ Sabine en ik kijken aan en glimlachen naar mevrouw Macker. ‘Ik zie jullie volgende week dames!’ We lopen we het lokaal uit.

Die middag kijk ik naar de foto’s. Nu kost het me geen moeite meer. Ineens besef ik hoeveel ik haar mis en hoe graag ik haar weer zou zien. Ik stop mijn opstel in mijn tas en pak mijn fiets. Ik fiets richting de begraafplaats. Ook al ben er al bijna drie jaar niet meer geweest. Ik ken de route nog precies. Zelfs het plekje waar ze ligt weet ik zonder moeite te vinden. Ik kniel neer voor het graf. Ik zie de stenen schelp. Jaren geleden heb ik 'm ontworpen, één keer ben ik er naar wezen kijken. Maar ik ben er nooit meer terug gekomen. Ik kijk en aai zachtjes over de grote witte schelp. Mijn ogen vullen zich met tranen. Ik probeer ze niet te stoppen. Uit mijn tas pak ik het opstel. Ik glimlach even naar het beeld. ‘Lieve mama. Ik zou je dit heel graag willen voorlezen.’

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen