Chapter 56. The look in your eyes
Ik was vandaag aan t fietsen, opeens een paar jongens die riepen:
Hey chick! Hey chickie! Hey!
Ugh:S
Ik mezelf blijven vertellen: doe alsof er niet aan de hand is, doe alsof er niets aan de hand is
Hebben die jongens niets beters te doen?
Ik zet in dit hoofdstuk geen pov. Ik heb heel erg mijn best gedaan op dit stuk.
Ik hoorde zijn stem mijn naam fluisteren. De stem van de engel. Zo helder als glas. Het geluid vulde mijn oorschelpen en hoofd. Zijn geur was overal om me heen. Het aroma bleef om mijn lichaam als een deken. Zijn sterke armen waren om mijn lichaam heen gespannen. De aanraking verwarmde en beschermde me. Ik voelde me nog kleiner en kwetsbaarder, maar toch tegelijkertijd veilig. De aanwezigheid van de engel was overweldigend. Ze bemoedigde mij om door te zetten. Even twijfelde ik of ik mijn ogen wilde openen om de engel te zien. Zou ik de poging om weer pijn te lijden, willen wagen? De fluisteringen die over zijn lippen kwamen, lieten mij een besluit nemen. Ik wilde hem geruststellen, hem kunnen aankijken en laten zien dat alles goed met me ging. Al mijn energie richtte ik op mijn oogleden. Open, beviel ik ze. Met al de kracht die ik in mijn lichaam bezat, opende ik mijn ogen. En ving zijn blik. Ik keek hem recht aan, recht in zijn ogen. En ik werd niet terug gezogen in mijn eigen gedachten. De prachtige bruine ogen van de engel boorden zich in de mijne, diep mijn lichaam in, totdat ze mijn ziel bereikten. Ze lazen mijn gedachten, ze lazen mijn gevoelens en spitten door mijn geheugen, alsof ze op zoek waren naar iets. Ze leken het niet te kunnen vinden. De engel was opgehouden met praten. Zijn perfecte lippen waren een stukje van elkaar afgeweken, alsof hij iets wilde zeggen, maar was vergeten wat. Ik bleef gefocust op zijn prachtige ogen. Ze waren diep en warm. Zoveel gevoelens hielden zich verborgen in zijn ooghoeken en af en toe waagde eentje zich aan de oppervlakte. Dan gleed de emotie even als een masker over zijn gezicht, waarna de engel zich weer ontspanden. De gelaatstrekken van de engel waren strak. Hij had uitgesproken jukbeenderen en een duidelijke, strakke en krachtige kaaklijn. Zijn wat kleine neus zorgde voor een jonge indruk. Ik merkte hoe hij mijn blik even losliet om ook mijn gezicht te bestuderen. Ik richtte me op het gevoel van zijn aanwezigheid. Zijn lichaam leek brandwonden te veroorzaken op de plekken waar het het mijne aanraakte en zijn hoofd was maar iets minder dan vijf centimeter van mijn lippen verwijderd. Een kleine beweging was al genoeg om zijn lippen te voelen. Wat zou er gebeuren als hij de kleine afstand zou overbruggen? vroeg ik mezelf af. Alleen het idee al dat onze lippen elkaar zouden raken deed mijn hart in mijn keel bonken. Maar hij was een engel, hield ik mezelf voor. Engelen, vooral deze, leken onbereikbaar. Het was als proberen om lucht te vangen. Onmogelijk. Hij opende zijn mond opnieuw om te praten. Zijn stem klonk helder en kalm in deze bijna benauwde omgeving, terwijl mijn handen klam waren en mijn hart zo hard bonkte dat ik dacht dat hij het ook kon horen. Bijna mistte ik zijn woorden. En het enige wat ik kon doen was knikken. Zijn hoofd kwam dichterbij. In mijn hoofd telde ik de millimeters die hij aflegde, totdat zijn adem over mijn gezicht streek. Mijn hoofd werd licht en de sterke stroming van de rivier van gedachten die door mijn hoofd raasde werd geblokkeerd door een dam die door de engel was gemaakt. Nog heel even keek ik diep in zijn ogen. Ik hapte naar adem toen ik bijna leek te verdrinken in de emoties die over de oppervlaktes van zijn reebruine irissen schoten. Heel zachtjes streken zijn lippen over de mijne, alsof ze toestemming vroegen. Mijn hart leek nog harder te gaan bonken en even was ik bang een hartinfarct te krijgen. Mijn ogen sloten, waardoor het enige wat ik nog leek te voelen was zijn aanwezigheid. Onze lippen versmolten tot een. Ik voelde hoe onze harten tegelijk klopten toen zijn borst even contact maakte met mijn lichaam. Maar deze opmerking gleed weg uit mijn hoofd, weggedreven door de zoen. Zijn zachte lippen namen mijn gedachten over. Ze controleerden mijn bewegingen. Mijn hoofd werd lichter en lichter. Tot ik wegviel. Of eigenlijk, wegebde. Meegetrokken door een stroming van gevoelens, ver weg mijn eigen hoofd in. Zijn aanwezigheid was er nog steeds, in de vorm van een herinnering. Een herinnering waarvan ik hoopte dat hij zich zou brandden in mijn hersenen, zo hard, dat het littekenen achter zou laten. Dan zou ik zeker weten dat ik hem nooit zou vergeten. Ik bleef de beelden, de gevoelens en geluiden steeds weer opnieuw in mijn hoofd afspelen, zodat ik alle details nog zou weten. Maar de stroming werd steeds sterker en sterker. Ze overspoelde me, waardoor ik kopje onder ging. Ik liet me overrompelen door de stroming, me meesleuren en deed geen poging meer om aan de oppervlakte te komen. Ik was gelukkig nu. Het maakte niet uit of ik nu zou sterven. Ik was gelukkig. Ik kon alles aan. Niets in de hele wereld kon me dit nog afpakken.
Reageer (8)
Dit hoofdstuk is gewoon zo mooi geschreven. Ik heb er echt geen woorden voor ;o !
1 decennium geleden@ohio dat zeg ik al een hele tijd tegen der dus dat zouden we dan maar moeten doen
1 decennium geledenik weet maar 1 ding te zeggen:
1 decennium geledenwow .
echt mooi!
1 decennium geledenNieuwe abo erbij!
Heel mooi
1 decennium geleden