Dear Friends
Genietend scheerde ik over het wolkendek. Mijn blik was gericht op het prachtige sterrendeken boven me. Soms leek het dat, als je je arm maar ver genoeg uitstrekte, je er gewoon een kon vast nemen. Gek, want in werkelijkheid waren het enorme bollen vuur, kilometers ver weg.
Met een zwierige draai keerde ik me naar de wolken die als een tapijt van watten langs me heen raasde. Die kon ik wel aanraken. En dat deed ik dan ook met genoegen.
Mijn hand kliefde door de suikerspinachtig uitziende watten. Onder me schenen de lichtjes van een onbekende stad. Ze lachten mij, een vreemde, toe. Vreemd hoe je als onbekend persoon je soms toch zo welkom kunt voelen. Ik had me hier bijna onmiddelijk thuis gevoeld. Mensen zeiden je spontaan gedag, ook al kenden ze je niet. Ze maakten een praatje met je als je eenzaam in een café zat. Ze werden blij van een glimlach van een speciaal persoon. Ze werden verliefd op anderen. Ze deden mooie dingen. Ze konden lachen, liefhebben, huilen van blijdschap. Maar soms waren ze zo geweldadig. Ze werden kwaad om een gebroken kopje. Werden jaloers op anderen. Deden domme dingen. Ze konden liegen, steelden... moorden. Mensen waren fascinerende wezens...
Anders dan wij demonen. Wij gingen elkaar uit de weg, vermeden elkaar zoalang mogelijk. Huwelijken bestonden niet. Geen enkele vrouw werd moeder genoemd en geen enkele man zoon of vader. Familie was een onbestaand begrip. Wij konden alleen liegen, stelen... moorden.
Wij konden niet liefhebben. Tenminste dat dacht ik tot...
Ik realiseerde me dat de lichtjes verdwenen warenen dat ik wezenloos in een zwart gat zat te staren. Verward schudde ik m'n hoofd. Ik was weer afgedwaald. Misschien wel letterlijk.
Ik maakte een snoekduik naar beneden, recht door het wolkendek.
Oh, hier herkende ik het wel. Ik was gewoon wat te veel naar links gezwenkt -dat deed ik altijd als ik al lopend of vliegend nadacht.
Ik grinnikte even om mezelf en brak weer het witte gordijn. Ik wilde niet het risico lopen, gezien te worden. Het leek me sterk dat iemand me zou aanzien voor een gigantische vogel. Ook een beetje kwetstend, die gedachte.
Ik vervolgde mijn weg over mijn snelweg van wolk, de steren hielden me gezelschap. Zelfs de maan lachte naar met met haar scheve mond. Vrienden die je niet verlaten.
Onwillekurig gleed mijn hand naar het amulet dat tegen mijn borst aan bonsde. Ik klemde het voorwerp stevig in m'n hand tot het gevoel van de ronde vorm als het ware in m'n hand was gebrand.
Ik dwong mezelf het amulet los te laten. Dit was geen moment om depresief te worden.
Ik vloog hoog en alles leek zo klein en onherkenbaar van hierboven. Maar er zou altijd iets zijn dat ik zu blijven elke keer weer zou herkennen.
Een hoge toren rees op en strekte zich krampachtig uit naar de, door mij, zo begeerde wolken. Maar het huis waar de toren aan vast zat, dat was pas een begeerd voorwerp:
Mijn Villa Inferno.
Mijn thuis en toevlucht.
Mijn op een na meest geliefde...
Met een zucht van nostalgie landde ik op de oprijlaan, vlak voor de trappen. Mijn vleugels vouwde ik op mijn rug dicht, als een raaf.
Het huis had nog niets van zijn glans verloren. Nou, voor zover een huis dat bedekt was onder het stof glans kon heben.
Iets in mijn hand begon zeer te doen. Ik opende hem. Verbaasd haalde ik mijn wenkbrauwen op.
Het amulet.
Ik glimlachte. Nee, echte vrienden verlaten je nooit.
Mijn hand reise naar omhoog, hield het amulet voor m'n mond. Ik kuste het teder. 'Ik beloof, lieve vrienden, ik kom jullie halen.'
Reageer (6)
snel verder
1 decennium geledennieuwe abo btw
OMG cool!!!!!!
1 decennium geledenSnel verder
Ik wil meeeeer!
1 decennium geledenOhmygottaway, soo mooi.
1 decennium geledenUu~ verder verder (
1 decennium geleden