Hoofdstuk 3
Ik wou dat we hier weg waren.
Ik wou dat we weg waren.
Een donderende klap vulde mijn hersens, ik zag niks meer. Alles werd stil.
Hoofdstuk 3
“Doe het licht uit. Ik wil nog niet naar school. Mam!” Lui trok ik een ooglid op.
Ik was niet thuis, er was geen moeder te zien.
Alles kwam terug het gat, Dani en Tobi, ik keek om me heen. Het was hier licht en ik moest er aan wennen. Ik lag op een wit, zacht ding het leek op watten en de hele bodem om me heen was gemaakt van hetzelfde spul. Veder op was er een beekje en rare soorten bloemen die ik niet kende. Het was sprookjesachtig. Aan de hemel stond een gouden zon die me verwarmde het was hier een stuk warmer. Om die zon stonden vijf helderen manen.
Ik liep naar het beekje, het water was kristalhelder en schitterde als een diamant. Er lagen blaadjes op het wateroppervlakte die erg leken op rozenblaadjes maar dan in een inktblauwe kleur. Ik dronk een beetje van het water, het smaakte als pepermunt.
“Tobi en Dani?”
Ik liep. Met elke stap die ik zette voelde ik de bodem mee veren.
“Vindt je het mooi?”
Een heldere stem klonk van achter me. Een prachtig jong meisje met een jurk zo wit als sneeuw versierd met robijnen stond achter me. Haar oren zijn raar gevormd en ze leek abnormaal grote ogen te hebben. Haar schoonheid was bijna oogverblindend.
“Vindt je het hier niet mooi?”
“Wie ben je?”
“Ik ben Filesestar. Hier is het toch prachtig? Zo zou het altijd geweest zijn.”
“Ja prachtig.”
“Goed.”
“Waar zijn Dani en Tobi?”
“Rustig maar je vrienden zijn in goede handen, de Bixies beschermen ze. Dat doen ze het liefst mensen beschermen. Maar helaas komen hier niet zo vaak mensen.”
“Waar ben ik hier?”
“Je bent in de restanten van Deapease.”
“Waar ligt dat?”
“Deapease? Dat lag hier.”
“Waar is hier dan? Aarde?” Vraag ik hoopvol.
“Nee, de Aarde is niet hier.”
“Maar hoe? En waarom? Wat ben jij? Wat was dat zwart? Hoe kom ik terug?”
“Een vraag tegelijk ik kan niet zo veel te gelijk. Je bent hier gekomen doormiddel van teleportatie. Sorry, nog dat je door ‘het krastee’ moest. Het was de bedoeling jullie gelijk hiernaar toe te halen. Maar ik heb minder kracht dan ik had verwacht.”
“Kracht?”
“Ja, kracht mijn kracht om jullie hiernaar toe te halen, meestal is het wel genoeg om te teleporteren ondanks ik het nog nooit over zo’n afstand heb gedaan. Maar nu is mijn kracht verzwakt door de ‘Z’.”
“Z?”
“Ja heer Z.” Het meisje stak haar blote voeten in het koele water.
Tobi gaapte luidkeels, en strekte zijn armen ver boven zijn hoofd uit. Hij knipperde met zijn ogen. “Licht?”
“Ja licht beter toch.” Zei iemand naast hem. Naast hem zat een gespierde jongen. Blank met bruin krullend haar. Zijn accent was duidelijk hoorbaar hij sprak met een Russische tongval.
“Tobi neem ik aan?”
“Ja dan ben jij zeker Dani?”
“Klopt.” Ik schudde zijn uitgestoken hand.
“Maar de vraag is waar is Maayke?”
“Misschien loopt ze hier ergens rond.”
“Lijkt me onlogisch ze slaapt lang heb ik gemerkt.”
“Waar zijn we trouwens?”
Hij keek op, niet meer in het donker gelukkig maar hier was het zo licht dat het pijn deed. Toch zag het er hier niet vrolijk uit. Nee, juist het tegendeel eigenlijk. Het licht verdoezelde bijna driekwart maar het deel wat te zien was, was niet bepaalt mooi. We lagen op een lege binnenplaats vol glasscherven.
Het was hier grauw en er leek wel een bomaanslag te zijn geweest.
“Oorlog volgens mij. Vroeger heb ik dit soort taferelen vaak gezien maar meestal waren er toen lijken of tenminste gewonden.” Dani liep richting een muur en streek met zijn vinger over een afgesleten stuk muur.
“Geen pistolen en ook geen bom. Het lijkt meer op een.. een soort kanon maar dan veel groter. Kijk hier mist er een heel stuk maar er zitten geen kogelgaten en het is een te groot oppervlakte voor een kanon. Maar tegelijk wel te klein voor een bom.”
Tobi raakte afgeleidt. Tegenover hem was een poort!
Richting de poort.
Richting de poort!
Richting de poort!!
Naar huis weg hier.
Weg!!
Naar zijn familie en vrienden, Maayke was daar vast ook naar toe.
Weg!!
Maar de poort werd kleiner.
“Dani! Weg kom!! Snel!”
Dani keek versuft op van zijn gedachten en zag de poort blijkbaar want hij sprong naar me toe en we renden samen veder.
Maar de poort werd te snel klein en we liepen vol tegen de muur op. Ik kwam als eerste weer bij positieven.
Maar iets stond op mijn hand het voelt zacht aan maar aan het einde aan dat zachte vlak voelde ik lange scherpe nagels.
Hij keek in een bek vol scherpe tanden. En dat ding stonk, niet te harden gewoon, bijna ging hij over zijn nek.
Nu werd er ook een poot gezet op zijn andere hand en zo lag hij.
“Dani?”
Hij keek opzij. “Dani?” Hij zag Dani maar Dani was druk bezig met het beest. Hij duwde het van zich af en aaide het over zijn kop. “Lief beestje.”
Van een afstandje was het beest niet gevaarlijk eigenlijk wel lief. Dani trok zijn schoen uit en slingerde hem weg over de hele binnenplaats heen.
Het beest op me sprong van me af en rende net een stukje sneller dan de ander naar de schoen.
Dani hielp me overeind.
“Hoe wist je dat?”
“Apporteren dat doen honden nou eenmaal.”
En hij haalde zijn schouders op.
Er zijn nog geen reacties.