Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 2
Een ochtend hoort licht te zijn, de zon hoort op te zijn of je kan tenminste een lamp aandoen. Nu kon dat niet het is donker, pikkendonker, aardedonker, zwart heel erg eng zwart.
Ik had het koud en taste in het rond. Ik raakte een schoen. Ik begon eraan te trekken. “Zou je verdomme even mijn been willen loslaten voordat je hem er aftrekt? Ik heb hem nog wel even nodig.”
“O sorry Dani. Ik.. Sorry. Ik wilde gewoon weten of je er nog was.”
“Nou ik ben er, anders dan andere mensen…”
“Hoe bedoel je?”
“Tobi is verdwenen, ik ben al een tijd je wakker en hij is niet hier.”
“Wat? Waar is hij naar toe?”
“Dat moet je niet aan mij vragen, hoe zou ik dat überhaupt moeten weten? Ik zeg je toch dat ik hem nog niet gezien heb.”
“Maar waar kan hij in hemelsnaam naar toe zijn gegaan?”
“Je moet niet bang zijn.”
“Hoezo, waar moet ik dan bang voor zijn?”
Stilte.
“Ik ben zestien jaar en leef in een wereld vol oorlog en problemen. Ik ben niet zo gauw bang”.
“Ja maar.. Het is alleen zo nu Tobi er niet is kan niemand je beschermen behalve ik. En ik.. Ik heb zo bedacht dat het wel eens zo zou kunnen wezen dat we hier niet alleen zijn en… Roofdieren, en zover ik weet is er hier geen voedsel en ik.. Ik krijg honger ik denk niet dat jij nou ja sterker bent dan mij...”
“Kannibalisme.” Fluisterde ik.
“En ben je bang?”
“Nee, ik ben niet bang.”
“Oke goed want ik ben sterk hoor en ik heb wel wat zelfbeheersing.”
Ik ging liggen maar ik peinsde er niet over om Dani warm te houden.
“Dani? Gestommel links van je.” Dani sprong op. En viel achterwaarts.
“Hallo? Ik ben het! Tobi.”
“Tobi?”
“Ja.”
Ik rende naar zijn stemgeluid en omhelsde hem. Ik liet een zucht van opluchting klinken.
“Ik was voedsel aan het zoeken.”
“Heb je iets gevonden?” En ik voel een hongersteek.
“Nee. Waar is Dani eigenlijk?”
“Ja hier op de grond dus.”
“Wat doe je daar dan ook.”
“Ik was mijn aanval aan het voorbereiden, wat denk je dat ik hier anders doe.”
“Geen idee aan het slapen? Ik had verwacht dat je wel wat oplettender zou zijn!”
“Jongens niet kibbelen. Het lijkt mij beter als we gaan, ik wil hier niet blijven.”
“Tobi van welke kant kwam jij? Weet je nog van welke kant jullie eerst kwamen?”
“Nee sorry ik zo het niet weten.”
“Maar we moeten toch een kans kiezen dus zullen we die kant op.” Ik draaide me om en trok aan de handen van de jongens.
“Het lijkt me tijd voor een pauze. Ik sta te tollen op mijn benen, volgens mij rukken ze zich straks van mijn lichaam af en gaan ze liggen creperen.” Ik ging zitten. Mijn maag knorde.
Tobi ging naast me zitten.
“Heeft iemand iets te eten? Overbodige vraag is dat trouwens.”
Lopen. Donker. Honger. Dorst. Koud. Moe.
Ik zakte in elkaar. Dani viel naast mij neer. “Ik kan niet meer Tobi! Dani is halfdood en jij staat op instorten. Dit redden we niet. Tobi dit redt niemand. Jij niet, ik niet en hij ook niet. Zo gaan we er echt aan.”
“Ja je hebt gelijk.” Mompelde Tobi en hij ging naast me zitten.
“Dani, kom er ook bij op de vloer krijg je het alleen maar kouder en dan ben je straks ook nog ziek.”
“Dani?” ik raak hem aan. Hij voelde helemaal verstijft en koud.
“Dani? Dani?” Ik raakte gelijk in paniek.
Ik pakte zijn schouder en begin te schudden. “Dani wordt wakker. Dani?” Ik pakte zijn hand en begon erin te knijpen, zo hard met mijn nagels dat ik bloed voelde stromen. Nee, dit kon niet.
“Wordt alsjeblieft wakker.”
“Laat me erbij Maayke. Laat me erbij.” Tobi drukte me opzij. Ik raakte Dani’s gezicht, het voelde koud.
“Een, twee, drie.” Tobi begon hem hartmassage te geven. “Een, twee, drie. Dani?”
“Dani?”
“Maayke houdt zijn neus dicht.”
Ik deed wat hij vroeg en hij begon mond-op-mond te geven.
Dit was niet echt, dit gebeurde niet, het was nep.
Helemaal nep.
Laat dit niet gebeuren.
Ik wilde dit niet, ik wilde niet.
Hij mocht niet dood.
Ik wou dat we hier weg waren.
Ik wou dat we weg waren.
Een donderende klap vulde mijn hersens, ik zag niks meer. Alles werd stil.
Er zijn nog geen reacties.