Foto bij Ik wacht op je sms.

Deel 1 :)

‘Waarom sms’t hij nu niet?!’ . Ongeduldig greep ik mijn gsm uit mijn broekzak. Vanachter de pc keek ik door het met druppeltjes bedekte raam naar de straat. Mijn beste vriend zou me vanavond oppikken en we zouden samen naar buiten gaan. Er was een of ander optreden gepland, en we besloten om het eens te gaan bekijken. Gisteren had hij me nog gezegd ‘na het werk sms ik je wanneer ik afkom.’ Het was ondertussen al 20.00 u. En nog steeds geen teken van Andreas. Ik ben Allison, ter informatie. Ineens hoorde ik een moto hard brommen in de straat. Ik stond op vanachter de pc en keek door het raam. Een jongen met een legerbroek in diens bottines gestoken, een helm waaruit enkele krullen ontsnapten, stapte van de moto. ‘Daar is hij!’ . Eindelijk, dacht ik bij mezelf. ‘Mama Andreas is hier.’ Riep ik vanuit de gang terwijl ik de deur opendeed en naar de jongen toeliep. ‘Hallo!’ een kleine glimlach ontsnapte mijn lippen. ‘Hey’ antwoordde hij terug terwijl hij z’n moto vastketende aan de tralies van het vuile kelderraampje. Ik maakte een uitnodigende beweging, die hij al snel verstond, en hij volgde mij naar binnen. Beleeft groette hij mijn moeder die op haar weg naar boven was, en alsof ze nog een tiener was gniffelde ze tussen haar lach in ‘Hallo’ terug. Ze had me de week daarvoor verteld, dat ze zijn krullen ontzettend mooi vond, waarbij ik haar complimentjes wegwaaide met een handbeweging en stilletjes mompelde dat ze veel te oud is voor zo’n gedachten. Ik liep de keuken in, greep mijn trui van de stoel en liep vervolgens naar de trap die naar mijn kamer leidde. ‘Snel nog mijn sleutel pakken!’ legde ik hem uit, wanneer ik zijn vragende blik zag. ‘Allison, wil je iets doen voor mij?’ de schijnheilige smekende stem kwam vanuit mijn moeders kamer die zich net naast de mijne bevond. Ik ging tegen de deurpost leunen en vroeg haar wat ik moest doen. ‘Wil je mijn bril halen ?’ . Ik knikte en trappelde naar mijn kamer. Een snelle blik naar de posters die mijn volledige muren bedekte kon er wel vanaf. Mijn sleutel griste ik van het met stof bedekte nachtkastje. Mijn hart maakte een klein vreugde sprongetje toen ik mijn sleutel daar werkelijk aantrof. Want veel zin om dat blauwe ding nog te zoeken had ik niet. Mijn vingers gleden over de ribbeltjes in het plastiekje rond de kop van de sleutel. Ik huppelde de trap af en zonder Andreas een blik te gunnen, trippelde ik verder naar de keuken. ‘Waar ligt die verdomde bril nu?’ ging het in men hoofd. Ik ging onder de trap staan en riep de woorden ‘ MAMA WAAR LIGT DIE BRIL?’ naar mijn moeder toe. ‘ Op het salontafeltje denk ik’ zei ze beheerst om me te laten tonen - horen dat ik heus niet hoefde te roepen. Ik opende de krakende deur van de living en zag het metalen ding meteen liggen. Weer liep ik de trap op en gaf moeder haar bril. Wanneer ik de spiegel passeerde, kon ik het niet laten om eventjes mijn zelfbeeld te checken. Ik moest toegeven, mijn kont zag er wel goed uit in deze broek. Een klein glimlachje sierde mijn lippen, en tevreden over mijn haar, liep ik naar Andreas toe. ‘Zo we kunnen.’ Had ik hem toegelachen. ‘Wacht, nog even mijn zak hier neerleggen, en mag mijn helm hier liggen? Zo hoef ik niet alles mee te sleuren, het is nog al warm en ik kan nog steeds niet perfect wandelen.’ Vroeg en vertelde Andreas me. Ja, een maandje geleden had hij een motoraccident tegengekomen, waarbij z’n been zwaar gebroken was. Ik had hem niet geloofd toen ik het sms’je s’ avonds laat las. Maar alles bleek dan toch waar te zijn, en nu, een maand later kon hij nog steeds niet goed wandelen. ‘Ja is goed, leg het maar op het bankje.’ Goedkeurend wees ik naar het met rode stof bedekte houten bankje. Voorzichtig lei hij z’n blauwrode helm op het bankje, en z’n tas ernaast. Ik opende de voordeur en sprong van de enkele trees voor mijn deur, Andreas volgde. Nu pas merkte ik hoe hard hij mankte, vorige week liep hij nog met zijn krukken, maar deze keer was hij met z’n moto gekomen, dus kon hij onmogelijk zijn steungevende krukken meebrengen. Samen liepen we naar het einde van de straat. Daar aangekomen vroeg ik hem ‘welke kant wil je nu op? Richting markt, of richting park?’ ‘Laten we maar naar de markt gaan’ zei hij. En toen wandelden we richting park, naar de markt. Een opmerking over dat het gemakkelijker zou zijn voor hem om de korte weg te nemen, durfde ik hem niet geven. Straks dacht hij dat ik hem zwak vond of zo.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen