Ze glimlachte. Haar glimlach was echter niet vrolijk, maar
bitter. ‘Een mens kan niet tussen de roddelaars leven zonder hun
verhalen aan te horen. Ze zeggen dat u uw ziel aan de duivel hebt
verkocht en in ruil daarvoor onsterfelijk bent geworden. Dat de
koning niet uw echte vader is, maar een verre nazaat van u, die
doet alsof u zijn zoon bent, om uw geheim te bewaren.’ Haar
blik dwaalde naar mijn mond. ‘Ze zeggen dat u maagdenbloed
drinkt om eeuwig jong te blijven.’ Voor het eerst verscheen er
een schittering in haar ogen. Gevaar wond haar kennelijk op. Ze
was roekeloos, deze jonge vrouw. ‘En wat zeg jij?’ vroeg ik.
Ze haalde haar schouders op. ‘Als het waar is, waarom wilt u
dan zo graag dood? En waarom ligt u hier dan pijn te lijden?’
Nu was het mijn beurt om mijn schouders op te halen. ‘Het is
waar; ik lijd pijn. Maar ik zal vandaag overdag slapen en bij
zonsondergang genezen wakker worden.’
Haar ogen werden groot.
‘Ik zou nog sneller kunnen genezen. Nu meteen zelfs, door
een slok van jouw maagdenbloed.’
Langzaam verdween haar glimlach. ‘U probeert me bang te
maken. Dat gaat u niet lukken. Als u mijn bloed wilt drinken,gaat u uw gang maar. Drinkt u maar, totdat ik dood ben. Mij kan
het niet schelen.’
‘Je zou niet sterven, mijn schoonheid. Je zou naar adem happen
van genot. En waarschijnlijk niet zo maagdelijk meer zijn.’
Met een felle blik in haar donkere ogen veerde ze overeind en
liep om het vuur heen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen