Het scheppingsverhaal uit de rubberen Genesis
1. Ik wil hier niemand mee beledigen. Ik neem het scheppingsverhaal serieus en wil het niet bespotten. Het spijt me ten zeerste als ik dat wel doe. Ik heb groot respect voor God het en het geloof.
2. Dit is een opstel over elastiek, niet een werkelijke stand alone.
3. laat spellingfoutjes even weten.
Een lange tijd geleden zat God verveeld met een elastiekje te spelen.
‘Ik wil een planeet,’ mopperde Hij en begon knoopjes in het elastiekje te leggen. Toen Zijn elastiekje een homp knoopjes was geworden, pakte Hij een hand vol nieuwe elastiekjes en bond die een voor een om het hompje van elastiek. Langzaam aan werd het hompje elastiek groter en vormde een reusachtige elastiekbal.
‘Dit is Mijn planeet,’ zei God tevreden en hing Zijn elastiekbal in de ruimte. God liet het vuur in de kern branden en het water het oppervlak bedekken.
‘Ik kan Mijn creatie niet zien! Er moet licht zijn!’ riep God ontzet en er was licht. God vond het licht prachtig en scheidde het van de duisternis, zodat Hij altijd zou weten dat het licht veel mooier was dan de duisternis. God noemde het licht "dag" en de duisternis "nacht". De nacht trad in en de eerste dag was afgelopen.
De volgende dag besloot God dat er een koepel moest zijn die het water scheidde van het water daarboven. Van dunne elastiekjes maakte God de koepel en noemde de koepel “hemel”. Met een grote glimlach op Zijn gezicht beval God de duisternis om aan Hem te verschijnen en de tweede dag was afgelopen.
‘Ik kan niet staan op het water! Water, vloei samen als een uitgerekt elastiekje dat terugspringt naar zijn oorspronkelijke vorm!’ riep God toen het licht weer verscheen. Het water deed wat God beval en grote stukken vielen droog. God genoot van de droge ondergrond van elastiekjes onder Zijn voeten en besloot de droge vlaktes “aarde” te noemen. Het samengevloeide water noemde Hij “zee”. God bekeek de aarde en vond dat er meer groen moest komen.
‘Laat er zaden zijn, wiens schil als een elastiekje kan knappen! Laat er kiemen zijn, die zo soepel als elastiek uit de zaden komen! Laat er planten zijn met sterke buigzame ranken die bijna het elastiek kunnen evenaren! Laat er bomen zijn om ook de lucht te verblijden met het flexibele groen!’ zei God en de aarde vulde zich met groen. De nacht kwam en de derde dag was afgelopen.
De vierde dag begon God de aarde saai te vinden. De eentonigheid verveelde Hem en zelfs zijn elastiekjes konden daar nu geen verandering in brengen.
‘Er moet meer afwisseling zijn!’ riep God uit. ‘Ik wil dat er dagen zijn waarop de lucht donker blijft en de planten sterven! Ik wil dat er dagen zijn waarop het water bevriest en de wereld wit wordt! Ik wil dat er dagen zijn waarop de wereld langzaam lichtgroen wordt en het lichter wordt! Ik wil dat er dagen zijn waarop de hele wereld in bloei staat en de hitte verstikkend is! Ik wil een grote felle lichtbron die Mij in de ochtend langzaam wakker maakt en ’s avonds geleidelijk weer dooft! Ik wil een hemellichaam dat de nacht verlicht en kleine lichtjes in de lucht die ’s avonds vertellen welke dag het is! Laat Mijn wens nu in vervulling gaan!’ Gods wens ging in vervulling en het licht rekte zich als een elastiekje uit. De grote lichtbron die de dag verlichtte, noemde God “zon”. De nacht viel in en God zag de prachtige lichtjes aan de hemel. Het hemellichaam dat de nacht verlichtte, noemde God “maan” en de kleine lichtjes in de lucht noemde Hij “sterren”. Zo eindigde de vierde dag.
Op de vijfde dag liep God door Zijn prachtige tuinen met de mooiste bloemen en de hoogste bomen. God plukte een groot blad van een boom en dacht even na.
‘Het land is prachtig en vol van kleuren, maar de zeeën en de lucht zijn leeg en somber. De zeeën en de lucht moeten vol zijn van leven, maar niet met het bewegingsloze leven zoals dat op het land. Het leven moet kunnen bewegen zodat ze naar plekken met meer voedsel kunnen reizen.’ God hield het blad voor zich en liet het bladmoes branden tot er alleen de nerven en de bladsteel nog over waren. Behendig spande Hij elastiekjes tussen de nerven zodat het meer vorm kreeg. Hij plakte kleine bloemblaadjes op het oppervlak met modder. Tevreden bekeek Hij het resultaat.
‘Ik zegen jou, vis. Word talrijk en vul de zeeën,’ sprak God. In Zijn handen veranderden de nerven in een vissengraat, de elastiekjes in spieren en de bloemblaadjes in schubben. God liet de vis los in het water en zag dat de vis zich vermeerderde tot alle zeeën vol waren. Daarna maakte hij van een paar takken, bladeren en heel veel elastiekjes een vogel.
‘Ik zegen jou, vogel. Word talrijk en vul de lucht,’ sprak God en de vogel kwam tot leven. God liet de vogel los en Hij zag hoe de lucht zich met vogels vulde. Hij keek de rest van de dag naar de lucht en het water, die vol waren van prachtige dieren. De avond viel en de vijfde dag was voorbij.
‘Er is geen beweging op het land!’ klaagde God op de zesde dag. ‘Ik wil dat er van elastiekjes en takken op dezelfde manier dieren voor op het land worden gemaakt! Ik wil wilde en tamme, kleine en grote, mooie en lelijke, plantetende en vleesetende, sterke en zwakke, slimme en domme dieren! Ik wil dieren met hoeven, dieren met klauwen en dieren zonder poten! Ik wil klimmende dieren, kruipende dieren, rennende dieren en galopperende dieren!’ En zo gebeurde het. Van elastiekjes en takken werden wilde en tamme, kleine en grote, mooie en lelijke, plantetende en vleesetende, sterke en zwakke, slimme en domme dieren met hoeven, klauwen of geen poten gemaakt. God glimlachte terwijl de dieren weg klommen, kropen, renden of galoppeerden.
‘Er moet iemand zijn om over deze pracht te regeren,’ zei God. ‘Ik zal de mens maken. Een slim wezen dat zelf kan beslissen of hij zo lenig wordt als elastiek of zo stijf als de bomen wordt. Het wordt een wezen dat ik zal maken van het sterkste elastiek zodat hij rechtop kan staan. Ik zal de mens maken naar mijn evenbeeld zodat hij de wereld perfect kan regeren.' God zocht de takken die onbuigbaar waren, maar niet gelijk zouden breken, uit. Daarna zocht Hij de elastiekjes van de perfecte grote uit om tussen de takken te spannen. Hij sneed elastiek in reepjes die zo dun werden dat Hij ze als haren kon gebruiken. Hij maakte van granen en water een stevig deeg dat Hij als huid om de mens wond.
‘Kom tot leven, Adam,’ zei Hij en Adam deed zijn ogen open. ‘Geniet van het leven op aarde en neem wat je wilt, het is allemaal voor jou.’ Adam genoot van de prachtige planten, het malse vlees en het dorstlessende water en God was blij om dat te zien. Maar na een paar uren kwam Adam terug naar God en zei: ‘Mijn Heer, ik ben U dankbaar voor de pracht van het leven, de aarde onder mijn voeten, de grote voedselbron en de overvloed aan water, maar ik voel me erg alleen in deze prachtige wereld. Elk dier heeft iemand om samen mee te zijn, maar ik niet. Ik weet dat ik niet mag klagen, want U heeft me al zoveel gegeven. Maar ik zou niets liever willen dan iemand om samen van het leven te genieten. ‘ God dacht na over Adams woorden. Na lang nadenken vond Hij een goede oplossing voor Adams probleem en vertelde hem dat hij moest gaan slapen. Terwijl Adam sliep, haalde God een rib uit Adams borstkast. Snel ging God opzoek naar takken die even onbuigbaar waren als de takken waarmee Hij Adam had gemaakt. Nadat God het skelet had gemaakt, schrok Hij heel erg. Al Zijn sterke elastiekjes had Hij voor Adam gebruikt!
‘Als ik voor Adam niet een mens kan maken dat even sterk is als hijzelf, dan zal ik een puur en bloedmooi wezen maken, dat alles heeft wat hij niet heeft,’ zei God tegen zichzelf. Met de zwakkere elastiekjes maakte Hij een puur en bloedmooi wezen. Goedkeurend bekeek Hij de vrouw die hij had gecreëerd. Ze was zwakker en kwetsbaarder dan Adam, maar dat werd ruimschoots goed gemaakt door de vele goede eigenschappen van haar. God besefte dat Hij haar eerder had moeten maken, want ze was veel beter dan Adam. Maar Hij had Adam nodig gehad als een oefening, anders had Hij nooit haar kunnen creëren. Hij vergeleek de twee mensen met het licht en de duisternis die hij op de eerste dag had gemaakt. De vrouw was als het licht: beeldschoon, hoopgevend en warm. De man was als de duisternis: koud, hard en vernietigend. Maar het licht kon niet zijn zonder de duisternis en de duisternis niet zonder het licht.
‘Kom tot leven, Eva,’ zei God en God zag hoe het wonderlijke schepsel opstond. Het benam Hem de adem en voor een moment kon Hij alleen maar kijken. Nadat hij zich weer had hersteld, zei Hij: ‘Ga naar Adam en wek hem. Hij zal jouw man zijn en jij moet hem gehoorzamen.’ Eva fronste haar wenkbrauwen en keek verafschuwend naar Adam.
‘Moet ik werkelijk met dat schepsel leven?’ vroeg ze voorzichtig.
‘Ja, en je zult hem gehoorzaam zijn,’ antwoordde God.
‘Maar ik wil dat niet. Ik ben geen cadeautje dat je iemand zomaar geeft. Ik ga alleen naar die man toe als U toegeeft dat ik beter ben dan hem en U mij vertelt hoe U ons heeft geschapen,’ zei Eva koppig. God twijfelde enorm, maar besloot toch om het haar te vertellen.
‘Jouw koppigheid is slecht, want je hoort Mij te gehoorzamen. Maar Ik zal jouw wens vervullen. Jij bent beter dan Adam. Ik heb jullie geschapen met takken, elastiek en deeg, maar het is het elastiek dat het leven geeft. Ik zal jou een elastiek geven, zodat je kinderen kan krijgen en de wereld kan bevolken,’ zei God en Hij gaf Eva een elastiek. Eva ging mokkend naar Adam toe. Adam was erg blij met Eva en dankte God duizend maal. De twee mensen vonden al snel hun weg naar een slaapplek en de nacht viel in. De zesde dag was voorbij.
Op de zevende dag rustte God uit. Ontspannen zei Hij: ‘Zevende dag, ik heilig jou, want op jou, zevende dag, rust Ik uit. Niemand zal werken als jij er bent. Iedereen zal rusten zoals Ik dat nu doe. Jij zal ontspanning en rust geven, net zoals het heilige elastiek.’
Tevreden wierp Hij nog een blik op de wereld en viel met een glimlach in slaap.
Zo is de wereld geschapen, al zal alleen de vrouw het ware verhaal achter het elastiek weten.
Reageer (4)
Leuk! En heel origineel!
1 decennium geledenJe hebt: 'Kom tot leven, Eva.' zei hij.
1 decennium geledenAlleen het is: 'Kom tot leven, Eva,' zei hij.
Hij is heel erg mooi!
de nacht tradt in met dt? hahha, wtf echt niet hoor. Verleden tijd is nooit met dt
1 decennium geledenEen paar fouten;
1 decennium geleden- De nacht tradt in
- Een wens komt niet in vervulling, maar gaat in vervulling (volgens mij)
- Een slim wezen dat zelf kan beslissen of hij zo lenig wordt als elastiek of zo stijf als de bomen wordt, zal het zijn. Hier zou ik persoonlijk dat "zal het zijn" weglaten.
- want op jouw tijd rust ik uit Misschien is het oud taalgebruik of ligt het aan mij, maar dit vind ik een beetje raar klinken.
- Jij
zalzultIk hoop dat ik je zo heb geholpen. Misschien klopt het niet helemaal, dus je moet het denk ik nog wel even checken