Flipper, Janthine en Knirrieknar
Een varken, een flamingo en een kip zijn samen op weg naar school. Maar dan ineens…
“Janthine, alsjeblieft!” riep het varken gefrustreerd uit toen zijn vrouwelijke metgezel voor de zoveelste keer stopte om haar make-up bij te werken. “Als je zo doorgaat komen we nog te laat op school!”
“School, school, wat is dat nou,” mompelde Janthine terwijl ze geconcentreerd in haar roze spiegeltje staarde. Roze of blauwe oogschaduw? vroeg ze zich af. Vanuit haar ooghoek zag ze Flipper, haar vriend het varken, opzwellen. Geduldig wachtte ze op zijn uitbarsting.
“Wat heb ik nu aan jou!” tierde hij. “Bij jou draait alles om make-up en uiterlijk! Waarom ga je überhaupt naar school als je het toch onzin vindt? Ik… jij…. je bent zo’n…”
De blauwe, want de roze zie je niet bij mijn huid, besloot Janthine. Voorzichtig maakte ze haar ogen op en stopte het spiegeltje weer weg.
Knirrieknar zuchtte. “Laten we nou gewoon doorlopen in plaats van ruziemaken,” zei hij tegen beter weten in.
“…altijd maar aan jezelf! Ik wil misschien ook wel…!”
Knirrieknar draaide met zijn ogen. “Ik wil eerlijk gezegd liever naar school dan hier blijven staan, sorry dat ik jullie stoor.”
“Moet ik lippenstift op of…?” vroeg Janthine, de roze flamingo, zich af.
“Waarom luistert er nooit iemand…” riep Flipper.
“Het zou fijn zijn een normaal leven te leiden,” mijmerde Knirrieknar, terwijl hij bekeek of zijn kippenveren nog goed op hun plek zaten.
“Nee, lippenstift is een beetje teveel van het goede. Wat vind jij, Knir?”
“Ik wil nu ook wel eens…!”
Pok.
Flipper stopte midden in zijn zin met praten en keek Janthine met grote ogen aan. “Wat was dat?”
Janthine haalde haar schouders op en haalde haar spiegeltje weer tevoorschijn. “Een vallende appel of zo?” vroeg ze terwijl ze haar gezicht nog eens van dichtbij bekeek, voorzichtig haar snavel ontwijkend. Ze stopte haar spiegel weer weg en ging nadenkend op een poot staan. “Wat zou Tok leuk vinden? Misschien nog een beetje rouge..”
Pok.
Flipper sprong een meter in de lucht. “Wat is dat? Wat is dat?” gilde hij.
Knirrieknar keek nog eens goed om zich heen, voor zover dat kon, het gras was erg hoog. “Een appel kan het niet geweest zijn,” zei hij, “want in dit weiland staan geen bomen. Ik heb geen idee…”
Pokkerdepokpok.
“Wat, wat, wat?” Flipper begon nu hysterisch te gillen.
Janthine keek verstoord op en zette haar ene poot weer op de grond. “Doe nou niet zo overdreven, watje, het is heus niks.”
Pok pok pok pok pok pok pok pok pok…
Het geluid begon nu een ritme aan te nemen. Janthine stopte midden in een beweging en keek achterdochtig om zich heen. Met zijn drieën luisterden ze nog even, maar na een tijdje hield het op. Knirrieknar haalde zijn schouders op. “Laten we maar verder gaan, we zijn al genoeg tijd verloren.”
Janthine knikte instemmend.
Pokkerdepok.
Met een ruk stond iedereen stil. Flipper stond als versteend. “Laat jezelf zien!” prevelde hij. Knirrieknar herhaalde dat wat harder.
In een wip stond er vijf muizen naast hen die hen dreigend aankeken. “Geef je over!” riep de kleinste. Hij liet zijn messcherpe, maar kleine tandjes zien.
Flipper leek al zijn moed herwonnen te hebben en begon te lachen met zijn poten om zijn enorme roze buik geklemd. “Wie denken jullie wel dat jullie zijn?” hikte hij.
“Zonet was je anders nog doodsbang,” merkte Knirrieknar droog op. Hij negeerde Flipper’s kwade blik en wendde zich tot de muizen. “Wie bent u?”
Het kleinste muisje keek hem dreigend aan, wat totaal geen indruk maakte. “Onze namen doen er niet toe. Geef je over of sterf!”
Janthine keek ze verveeld aan. “En waarom worden wij zo plotseling overvallen?”
“Nou, het lijkt me omdat ze stom zijn,” gierde Flipper.
“Lang niet zo stom als jij, idioot varken,” kaatste Janthine de bal terug.
“Nu ben ik ineens een stom varken, wat ben jij dan wel niet?”
Janthine keek Flipper uitdagend aan. “Ik geef de voorkeur aan een prachtige dame, maar je mag me gerust Janthine of Mevrouw Flamingo noemen hoor.”
“Wat is dat nu weer...”
“He, het is niet de bedoeling dat jullie ruzie gaan maken, hè, dat is onze taak,” brieste de grootste muis. “Wij zijn tenslotte de domme overvallers.” De andere muizen knikten instemmend.
“Let’s get to the point,” zei Knirrieknar droog.
”Ja,” riep Flipper tegen Janthine.
“Hoor wie het zegt.”
“Ik…”
Knirrieknar hurkte neer op zijn kippenpootjes en zei tegen de muizen. “Wat willen jullie eigenlijk?”
De kleinste muis sprong op en neer. “Geef ons al jullie geld! Dan verstoppen we het in de grond.” Hij leek erg met zichzelf ingenomen te zijn en grijnsde tegen de andere muizen. Die grijnsden terug.
Een wat grotere muis nam het woord. “Als jullie ons het geld niet geven, dan...” Hij haalde zijn pootje langs zijn keel.
“Ach, val dood,” zei Knirrieknar en kwam overeind. “Jongens!” riep hij tegen de nog steeds ruziënde dieren. “Als we niet gauw maken dat we wegkomen, worden we vermoord door deze jongens hier.” Hij knikte naar de muizen.
“Oeh, ik ben bang!` spotte Flipper, maar hij liet zich meetrekken door Janthine.
“Hoe durven ze,” sisten de muizen. “Ten aanval!” riepen ze alle vijf tegelijk, renden het struikgewas in en kwamen er weer uit, dit keer gezeten op vijf uilen. Ze vlogen weg. En achter hen volgden er meer. En meer…
De drie gingen weer langzamer lopen. Flipper veegde de tranen van zijn wangen. “Dat was leuk.”
“Ja,” zei Knirrieknar, terwijl hij op zijn aan zijn nek bungelende horloge keek. “Maar als we niet opschieten komen we te laat.” Janthine haalde onverschillig haar schouders op. “Zit mijn mascara eigenlijk nog goed?”
“Ja, geweldig,” zei Flipper gehaast. “Maar ik denk dat we een nog groter probleem hebben dan dat...” Angstig keek hij achterom.
“Wat is er nou weer?” Janthine zuchtte geïrriteerd, maar keek toch maar achterom. “O…” was het enige wat ze uit kon brengen. Ook Knirrieknar had inmiddels door wat er aan de hand was. “Ren voor je leven!” Zo snel mogelijk maakten ze zich uit de voeten, maar de uilen hadden hen al snel ingehaald. Kwaadaardig keken ze de drie aan. Die bleven hijgend staan. “Ik kan niet meer,” hijgde Janthine. “Wat nu?”
“Ehm…vechten?” opperde Flipper. Hij dook in elkaar.
“Nee, nee,” riep Knirrieknar. “Onderhandelen.”
“Alsof ze luisteren nu we zijn weggerend!”
De uilen begonnen cirkeltjes om het drietal te draaien. Janthine zag hun klauwen steeds dichterbij komen en probeerde haar mooie verenpak een beetje te beschermen.
“Ehm…mag ik iets vragen?” vroeg Knirrieknar zwakjes. “Ehm…muizen?” Maar niemand hoorde hem. Janthine hield angstvallig haar vleugels boven haar hoofd.
“Dat zal ze leren!” hoorde Flipper de muizen naar elkaar roepen. Hij kromp ineen.
“En garde!” klonk het ineens. Angstig keek Flipper opzij. Een paar meter verderop stond een reusachtige flamingo! De uilen schrokken, maar bleven rondjes vliegen.
“Ooh! Tok, lieverd, ben je daar!” riep Janthine.
Hoe bang Flipper ook was, hij kon het nog wel opbrengen met zijn ogen te draaien.
“Hé Knor! Help ons even!” riep Knirrieknar. De enorme flamingo keek hem verontwaardigd aan. “Mijn naam is nog steeds Tok hoor, jij onbeschoft, klein onderdeurtje.”
“Ja, ja, sorry, Tok. Het spijt me vreselijk dat ik je Knor noemde. Ik zal het nooit meer doen… wat moet ik nog meer verzinnen om je ons even te laten helpen!” Knirrieknar ontplofte bijna. De uilen oehoeden eens en kwamen nog wat dichterbij.
“Help!” gilde Flipper en dook nog verder in elkaar.
“Wees maar niet bang,” zong Tok. “Ik zal er altijd voor jullie zijn.. Bij verdriet en vreselijk veel pijn! Wees niet bang! Ik bescherm jullie fijn!” Hij draaide een pirouette en kwam weer tot de orde. “Oké, uiltjes en muisjes. Opzij!”
“Ja, goed zo, Tok!” gilde Janthine. “Sla ze maar helemaal in elkaar!” Ze knipperde verwoed met haar opgemaakte ogen. Tok leek hierdoor aangesterkt en hij begon met zijn vleugels te zwaaien. “Opzij! Opzij! Opzij!” bulderde hij.
“Hmm…wat nu?” fluisterden de muisjes tegen elkaar.
“Laten we ons uit de voeten maken en ons verstoppen in het struikgewas daar,” stelde het kleinste muisje voor. De vijf muizen knikten en wenkten de anderen mee te komen. Ze vlogen weg, maar de grootste muis riep nog naar achter: “We krijgen jullie wel!”
“Haha, eerder andersom!” gierde Flipper. Hij danste rond en riep: “Ze waren zo bang voor mij!” Ondertussen wierp Janthine zich in Tok’s vleugels. “Mijn koene ridder,” fluisterde ze, terwijl ze haar vriend zwijmelend aankeek. Knirrieknar zuchtte en mijmerde. “Wat zou het toch geweldig zijn om een normaal leven te leiden…”
Reageer (1)
OMG! Je bent echt geweldig, jouw schrijverstalent
1 decennium geledenOok al schrijf je een verhaaltje over een varken, een flamingo en een kip die worden aangevallen door muizen en gered door een andere flamingo, het is geweldig.
Hoe je de personages neerzet, echt mooi.
Ik kan me al die persoontjes helemaal voorstellen en tekenen etc (als ik tekentalent zou hebben)
En me helemaal voorstellen hoe de andere dagen van deze persoontjes gaan, echt leuk
Echt, i like this story(H) hij is grappig