Hoofdstuk 1

Toen ik de auto van mijn moeder uitstapte zag ik voor het eerst ons nieuwe huis. Het huis was niet klein maar ook niet erg groot. Aan allebei de zijkanten waren weilanden vol met mooi groen gras. Mijn moeder pakte de sleutel en opende de deur. We kwamen in een gang met een paar deuren.
“Nu hebben je zusjes eindelijk een eigen kamer.” Ik schrok van de stem van mijn moeder omdat het zo stil was geweest. Ik knikte. “morgen gaan we een auto voor je uitzoeken.” Ik knikte weer. Mijn ouders waren best rijk dus was ik gewend dat ze dure cadeaus gaven. Ik had natuurlijk al duizend keer gezegd dat ze niet zoveel geld hoefde uit te geven. Maar mijn moeder had altijd gezegd dat ze het met plezier deed. Zelf had ik ook aardig wat geld. Ik kreeg iedere maand 50 euro zakgeld op mijn rekening gestort en dan kreeg ik ook nog kleedgeld (waar ik het nut niet van in zag omdat ik nooit mijn kleren zelf hoefde te betalen). Ik zag dat er maar 3 kamers waren, dus vroeg aan mijn moeder waar mijn kamer was. “Hiermee kun je bij jou kamer komen.” Mijn moeder gaf me een sleutel en zei: “je bent altijd al erg zelfstandig geweest. Het huis stond er al en ik kon hem natuurlijk ook verhuren, maar als je hier komt wonen zul je altijd dichtbij wonen.” Ik keek haar geschokt aan, meende ze dit nou echt? Ik gaf haar een knuffel en rende naar het huis toe. Tussen de huizen in stond een grote schutting met een poortje erin. Ik liep door het poortje en kwam op een oprit uit. Ik liep over de oprit naar de voordeur toe. Ik maakte de deur open en liep naar binnen. Mijn moeder liep achter me aan. Ik deed het licht van de gang aan en keek rond. Mijn moeder had het huis al helemaal ingericht. Ik bedankte mijn moeder en ze liet me alleen. Het huis was al ingericht, alleen in mijn kamer stonden nog dozen die ik uit moest pakken. Ik liep door heel het huis en ging naar de tuin. –ik had een eigen tuin, hoe mooi?! En groot!– toen ik in de tuin aankwam zag ik dat er achter in de tuin een hek stond. Het was een laag hekje en ik kon er makkelijk overheen kijken. Aan de andere kant van het hek stond een compleet paardencomplex. Ik rende naar het hek toe en liep naar de stallen. Toen ik me omdraaide zag ik dat in de tuin van mijn moeder hetzelfde hekje stond. Ik liep over het terrein en zag wat er allemaal was. Een stuk of 50 stallen, een binnenrijbak, een buitenrijbak, een overdekte longeercirkel, en een overdekte stapmolen, zandpaddocks en graspaddocks, een springweide, heel veel weilanden met een renbaan eromheen, en een waterbak, veulenstallen, meerdere poetsplaatsen en wasplaatsen, een voeropslagruimte en een hele grote kantine.
Mijn moeder kwam bij me staan en gaf me een knuffel.