003.
25 September 2002
Faith Moore
Met gebogen rug liep ik over het schoolplein. Ik voelde me bang. Zo voelde ik mij altijd als de school afgelopen was. Vaak, als ik naar huis toe liep, wachtten ze me op. Dan deden ze mij pijn en scholden ze me uit. Ethan en Taylor. Ze hadden een hekel aan mij. Ze zeiden altijd dat ik op een zwerver leek en naar koeienstront rook. Ik sloeg linksaf. Ik was blij dat mijn huis maar tien minuten van de school afstond. Ik liep snel door terwijl ik mijn blik op een lantaarnpaal in de verte richtte. Als ik daar was, hoefde ik alleen nog maar een stukje de straat in te lopen en dan was ik er. Ik had telkens het gevoel dat ik takken achter me hoorde ritselen, maar ik keek niet om. Ik besloot het tempo iets op te voeren. Ik telde iedere stap die ik zette. Een, twee, drie, vier, vijf. Ondertussen zag ik de lantaarnpaal steeds iets dichterbij komen. Mijn hart bonkte in mijn keel en er liepen zweetdruppels over mijn rug. Dit was dus hoe het voelde, angst. Pure angst. Het was een afschuwelijk gevoel. Pas als ik de lantaarnpaal passeerde, was ik veilig. Ik kwam steeds dichterbij. Langzaam maar zeker ebde mijn angst weg. Toen voelde ik plotseling een hand op mijn schouder en ik slaakte een harde gil. Ik vervloekte mezelf dat ik niet beter opgelet had, of op zijn minst had gerend. Een andere hand pakte mij beet bij mijn arm en kneep er hard in. Ik keek recht in de gezichten van Ethan en Taylor. Ik voelde hoe de angst mijn lichaam weer overnam en begon te trillen. ''Laat me met rust.'' Mijn stem klonk zwak. Een gemeen lachje speelde rondom Ethans lippen. ''Is Faithje bang? Eerst snoep, dan laten we je gaan.'' Ik deed een wanhopige poging om mezelf los te rukken, maar hij was veel sterker. ''I-ik heb geen snoep'', zei ik hijgend. Taylor ging voor me staan en sloeg zijn armen over elkaar. ''Geld is ook goed, maar dat heb je zeker ook niet bij je hè, mislukte bavianenkop.'' Ik staarde hem met bange ogen aan en schudde mijn hoofd. Voordat ik het wist deed hij een stap naar voren en gaf mij een harde duw. Ik viel op de grond en hun harde gelach vulde mijn oren. Nu, schoot er door mijn hoofd heen. Ik krabbelde overeind en zette het op een lopen. Ik hoorde hoe Ethan en Taylor vloekend achter mij aankwamen. Ik keek niet achterom en rende zo hard als ik kon. Ik merkte dat hun voetstappen steeds dichterbij kwamen en probeerde nog iets sneller te rennen. Ik mocht niet gepakt worden, was het enige wat ik kon denken. Opeens hoorde ik een doffe klap een paar meter voor mij. Het was een grote steen en zodra ik hem in de gaten kreeg, probeerde ik hem te ontwijken. Alleen was het net te laat. Mijn voet bleef haken en met een harde klap kwam ik op de grond terecht. Ik proefde de ijzerachtige smaak van bloed. Ik mocht en zou niet opgeven. Met die gedachte stond ik op. Ik voelde hoe een hand opnieuw mijn schouder vastgreep, maar ik gaf alles wat ik nog in me had en rukte me in een keer los. Daarna rende ik nog sneller, terwijl ik mij opnieuw op de paal concentreerde. Ik was er bijna, dan was ik veilig. 2 meter, 1 meter. Toen was ik er. Ik werd langzaam weer wat rustiger. Ik rende de straat in en stopte hijgend voor mijn huis. Ik maakte de deur met bevende handen open en sloeg hem vervolgens met een harde klap achter mij dicht. Daarna liet ik mezelf op de grond zakken en leunde tegen de deur aan. Ik begon met lange uithalen te huilen.
Faith Moore
Met gebogen rug liep ik over het schoolplein. Ik voelde me bang. Zo voelde ik mij altijd als de school afgelopen was. Vaak, als ik naar huis toe liep, wachtten ze me op. Dan deden ze mij pijn en scholden ze me uit. Ethan en Taylor. Ze hadden een hekel aan mij. Ze zeiden altijd dat ik op een zwerver leek en naar koeienstront rook. Ik sloeg linksaf. Ik was blij dat mijn huis maar tien minuten van de school afstond. Ik liep snel door terwijl ik mijn blik op een lantaarnpaal in de verte richtte. Als ik daar was, hoefde ik alleen nog maar een stukje de straat in te lopen en dan was ik er. Ik had telkens het gevoel dat ik takken achter me hoorde ritselen, maar ik keek niet om. Ik besloot het tempo iets op te voeren. Ik telde iedere stap die ik zette. Een, twee, drie, vier, vijf. Ondertussen zag ik de lantaarnpaal steeds iets dichterbij komen. Mijn hart bonkte in mijn keel en er liepen zweetdruppels over mijn rug. Dit was dus hoe het voelde, angst. Pure angst. Het was een afschuwelijk gevoel. Pas als ik de lantaarnpaal passeerde, was ik veilig. Ik kwam steeds dichterbij. Langzaam maar zeker ebde mijn angst weg. Toen voelde ik plotseling een hand op mijn schouder en ik slaakte een harde gil. Ik vervloekte mezelf dat ik niet beter opgelet had, of op zijn minst had gerend. Een andere hand pakte mij beet bij mijn arm en kneep er hard in. Ik keek recht in de gezichten van Ethan en Taylor. Ik voelde hoe de angst mijn lichaam weer overnam en begon te trillen. ''Laat me met rust.'' Mijn stem klonk zwak. Een gemeen lachje speelde rondom Ethans lippen. ''Is Faithje bang? Eerst snoep, dan laten we je gaan.'' Ik deed een wanhopige poging om mezelf los te rukken, maar hij was veel sterker. ''I-ik heb geen snoep'', zei ik hijgend. Taylor ging voor me staan en sloeg zijn armen over elkaar. ''Geld is ook goed, maar dat heb je zeker ook niet bij je hè, mislukte bavianenkop.'' Ik staarde hem met bange ogen aan en schudde mijn hoofd. Voordat ik het wist deed hij een stap naar voren en gaf mij een harde duw. Ik viel op de grond en hun harde gelach vulde mijn oren. Nu, schoot er door mijn hoofd heen. Ik krabbelde overeind en zette het op een lopen. Ik hoorde hoe Ethan en Taylor vloekend achter mij aankwamen. Ik keek niet achterom en rende zo hard als ik kon. Ik merkte dat hun voetstappen steeds dichterbij kwamen en probeerde nog iets sneller te rennen. Ik mocht niet gepakt worden, was het enige wat ik kon denken. Opeens hoorde ik een doffe klap een paar meter voor mij. Het was een grote steen en zodra ik hem in de gaten kreeg, probeerde ik hem te ontwijken. Alleen was het net te laat. Mijn voet bleef haken en met een harde klap kwam ik op de grond terecht. Ik proefde de ijzerachtige smaak van bloed. Ik mocht en zou niet opgeven. Met die gedachte stond ik op. Ik voelde hoe een hand opnieuw mijn schouder vastgreep, maar ik gaf alles wat ik nog in me had en rukte me in een keer los. Daarna rende ik nog sneller, terwijl ik mij opnieuw op de paal concentreerde. Ik was er bijna, dan was ik veilig. 2 meter, 1 meter. Toen was ik er. Ik werd langzaam weer wat rustiger. Ik rende de straat in en stopte hijgend voor mijn huis. Ik maakte de deur met bevende handen open en sloeg hem vervolgens met een harde klap achter mij dicht. Daarna liet ik mezelf op de grond zakken en leunde tegen de deur aan. Ik begon met lange uithalen te huilen.
Reageer (2)
had chocolade gevraagt dat heeft ze wel!
1 decennium geledenik ben er zeker van!
p.s je schrijft focking goed ^^'
ahnw hoe zielig,
1 decennium geledensnel verder <3