III
Peter Pettigrew
Als ik uit de trein stap is het al aardig donker buiten, het miezert lichtjes en het temperatuurverschil met in de trein is zo merkbaar dat ik even ril. Als ik de zware stem van Hagrid hoor die de eerstejaars bij zich roept, kijk ik even om me heen om te kijken waar de halfreus staat. Ik glimlach even als ik de eerstejaars bang naar hem op zie kijken, ik weet nog goed toen ik daar zelf stond. Hoe blij ik was toen ik de brief kreeg. De brief die mijn leven heeft verandert.
‘Kom je nog?’ James geeft me een klap tegen mijn schouder en loopt dan snel door naar de koetsen. Als ik om me heen kijk zie ik dat ik nog voor de trein sta, ik was weggezakt in mijn gedachten. Snel loop ik naar Remus, die een eindje verderop op me staat te wachten.
‘Alles goed?’ Hij klinkt bezorgd.
Ik knik. ‘Ja, ik was gewoon even aan het denken.’
‘Doe jij dat dan?’ Sirius, die ons heeft ingehaald, kijkt me zogenaamd verbaasd aan, maar glimlacht dan naar me. ‘Waarover?’
‘Toen wij hier in ons eerste jaar stonden.’ Zeg ik en knik even naar de eerstejaars leerlingen, die nu al bewonderend om zich heen kijken.
Sirius lacht even. ‘Ja… Mooie tijd.’ Hij staart even voor zich uit en schudt dan zijn hoofd. ‘Zullen we maar naar de koetsen gaan?’
Remus knikt even en zwijgend lopen we naar de koetsen waar James al op ons wacht. In de koets blijven mijn gedachten bij de afgelopen jaren. Glimlachend zak ik in de herinnering aan onze eerste ontmoeting.
Ik zeg snel even gedag tegen mijn moeder en ren dan bijna naar de trein. De mix van zenuwen en enthousiasme zorgen ervoor dat ik bijna over mijn eigen voeten struikel, maar ik weet mezelf overeind te houden en loop door de trein terwijl ik mijn zware koffer achter me aansleep. Als ik een coupé zie, waar maar één jongen inzit, twijfel ik even. Zal ik bij hem gaan zitten? Hij lijkt me een eerstejaars en ziet er aardig uit. Ik haal even diep adem en schuif dan de deur open.
‘Mag ik erbij komen zitten?’ Verlegen kijk ik hem aan.
Hij glimlacht even vriendelijk en knikt dan. Ik krijg met veel moeite mijn koffer op het rek en neem dan tegenover hem, naast het raampje, plaats. Hij wacht tot ik zit en steekt dan zijn hand naar me uit. ‘Remus Lupos.’ Zegt hij als ik hem aanneem.
‘Peter Pippeling.’ Zeg ik zacht. ‘Ben jij ook eerstejaars?’
‘Ja. Ik weet nog niet zo lang dat ik een tovenaar ben, en jij?’
‘Ik ben een halfbloed, ik hoopte het natuurlijk wel.’
Hij glimlacht even en kijkt dan uit het raam waar hij even naar zijn ouders zwaait. Ik laat mijn ogen even over het perron gaan, maar als ik mijn moeder niet meer zie kijk ik weer naar de jongen, die inmiddels een boek heeft gepakt en zit te lezen. Ik voel hoe de trein in beweging komt en kijk tevreden uit het raam. Dit jaar wordt het beter.
Als de koets stopt met rijden word ik uit mijn gedachten gehaald en loop zwijgend achter mijn vrienden aan naar de Grote Zaal waar ik naast Remus plaats neem, tegenover James en Sirius. Als de Sorteerceremonie begint, denk ik weer terug aan vroeger.
’Eerstejaars! Hierheen!’
Ik sta samen met Remus op het perron en kijk om me heen, op zoek naar de eigenaar van de stem. Remus stoot me aan en wijst naar een grote vlek in de verte. Het is mistig en het regent, waardoor mijn zicht zwaar vertroebelt wordt. Mensen rennen over het perron om zo snel mogelijk uit de regen te kunnen en al snel ben ik Remus kwijt. Ik loop in de richting van de grote figuur, die een grote man met een woest uiterlijk blijkt te zijn.
‘Eerstejaars per drie of vier in een bootje!’ Roept hij en ik besluit niet te dichtbij te komen, afgeschrokken door zijn woeste uiterlijk.
Als ik Remus in een bootje zie zitten haal ik opgelucht adem en loop in zijn richting. In het bootje zitten nog twee anderen, James Potter en Sirius Zwarts kom ik al snel achter.
‘GRIFFOENDOR!’ Dit keer is het de hoed die me uit mijn gedachten haalt en ik klap mee voor de leerling die grijnzend naar onze tafel loopt.
Vanaf het moment dat we allemaal in Griffoendor ingedeelt werden, zijn we vrienden geworden. De afgelopen jaren waren echt geweldig, maar toch heb ik het gevoel dat ik iets mis. Soms heb ik ook het gevoel dat ze me niet echt kennen, dat ik er niet echt bij hoor. Het nare gevoel dat iemand naar me kijkt doet me opkijken en ik kijk recht in de ogen van het meisje dat ik net in de trein omver liep. Ze zit aan de tafel van Huffelpuf en kijkt snel weg als ik haar aankijk.
Reageer (10)
Lupos is nog niet zo erg! Pippeling? *slaat hoofd tegen de muur*
1 decennium geledenToen was hij nog onschuldig en schattig
1 decennium geledenHihi
Snel verder!
Ik begin hem nog aardig te vinden ook, 0.o. Het gaat niet helemaal goed met me geloof ik....
1 decennium geledenxxxx
Waarom zijn die Nederlandse namen zo verschrikkelijk?
1 decennium geledenI mean, Lupos? :'] *slaat hoofd op tafel*
Verder lezen...
Haha. 11 jarige Marauders in zo'n bootje. Dat niemand verzopen is.. n_n
Verder!
Ik herken hem hier echt niet in
1 decennium geledendaarom is het ook zo awesome <3