Proloog
Hope you like it...
Met haar voeten in het zand en haar ogen dicht liep Luce over het strand. Ze hoorde de golven, rook het zoute water, en voelde het koude zand en de frisse wind. Zachtjes deed Luce haar ogen open en keek uit over de gigantische grijze zee, en het gras in de duinen dat zachtjes heen en weer waaide. Plotseling stopte ze, en besefte ze wat ze het liefste zou doen. Ze gooide haar schoenen in het zand en ging zelf liggen. De lichtblauwe hemel strekte zich boven haar uit.
Het was een sprookjesplek. Een plek die in films voorkomt, een plek die in je dromen voorkomt. In ieder geval in haar dromen. Luce hield van deze plek, ze was hier maar een week geweest en was verliefd geworden op deze plek, op de golven, op alles. Een week was te kort. Veel te kort. En morgen ging ze hier weer weg, en zou ze hier misschien nooit meer terug komen. Dat was een treurige gedachte.
Luce stond op, en besloot dat het tijd was om afscheid te nemen van deze plek. Nog één keer door de zee lopen, het koude water om je voeten voelen. Met een zucht pakte ze haar schoenen weer op, die onder het zand zaten, en liep ze met grote stappen naar de zee. Ze stond net met haar voeten in het water toen ze iets hoorde. Een eindje verderop stond een jongen in het water, hij was ook alleen. Luce keek verbaasd om zich heen, er was hier geen paadje ofzo, en ze had kunnen zweren dat ze alleen was geweest.
De jongen moest geweten hebben dat ze naar hem keek, want hij liep naar haar toe. Luce bleef even stil staan, en sloop toen langzaam richting hem. Een paar meeuwen vlogen voorbij en schreeuwden luid over het stille strand. De jongen was nu vlakbij en Luce zag dat hij kort zwart haar had, en ongeveer net zo oud was als zij. Toen ze nog dichterbij kwam, zag ze dat hij zo’n ongelooflijk bezorgde uitdrukking had, dat ze het gevoel had dat hij wist dat over een paar minuten de wereld zou vergaan.
“Hoe heet je?” vroeg hij, net luid genoeg om boven het geruis van de golven uit te komen.
“Luce,” antwoordde ze voorzichtig. Ze wist nog niet of ze hem wel kon vertrouwen, al had ze om een of andere reden een soort medelijden (?) met hem. “En jij?”
“Wat? Oh, Tom. Alsjeblieft, mag ik wat van je vragen? Iets heel erg belangrijks, en ik zal je eeuwig dankbaar zijn, en ik zal alles voor je doen, alles wat je wil, maar kun je me alsjeblieft, alsjeblieft helpen?”
Luce stond doodstil in het water, geschrokken, en had werkelijk geen flauw idee wat ze moest zeggen.
“Uh, het spijt me echt, maar ik moet gaan, ik moet op tijd thuis zijn, en-“
“Alsjeblieft!” smeekte Tom, en hij zag eruit alsof hij elk moment in elkaar kon zakken van wanhoop. Luce kreunde. Hoe kreeg ze het nou weer voor elkaar om in zo’n situatie terecht te komen? Was ze maar weer terug gegaan. Maar nu stond ze hier, en ze kon gewoon geen nee zeggen. Dat wou ze het allerliefst doen, maar was ze zo harteloos? Of was dat juist heel gewoon, en moest ze nu gewoon keihard weglopen.
“Wat moet ik doen dan?” vroeg ze, en ze hoopte dat het gewoon iets heel onbenulligs was, of eigenlijk iets heel ergs moeilijks, dat ze kon zeggen dat ze dat niet kon doen, en weg kon lopen. Ja, daar moest ze maar voor gaan duimen.
“Je kan mijn leven redden, jij bent de enige die me kan helpen. Alsjeblieft, ik zal alles voor je doen, maar laat me alsjeblieft niet alleen.”
De wind waaide net zo hard als zonet, het gras bewoog net zo zachtjes heen en weer, en de golven sloegen zachtjes tegen haar voeten. De natuur deed gewoon net zo kalm als altijd, alsof er niks aan de hand was, terwijl Luce paniekerig om zich heen keek.
“Maar wat kan ik doen dan?” vroeg ze nogmaals aarzelend. Tom leek iets minder bezorgd, en legde uit:
“Ik kan je de kracht geven om mij te redden, en om andere levens te redden, je hoeft verder bijna niks te doen, echt bijna niks, dat beloof ik. Maar je zal dan mijn leven redden, en ik zal je eeuwig, eeuwig dankbaar zijn.” Tom keek Luce hoopvol aan, met zo’n ongelooflijk smekende blik, dat Luce niet kon geloven dat er ook maar iemand was die hierop nee zou kunnen zeggen.
“Uhm, oke, misschien, maar wat gebeurt er dan precies?” Eigenlijk wou Luce gewoon hier weg, gewoon naar haar ouders terug. Maar ze kon niet weglopen, ze kon niet weglopen.
“Ik kan het niet goed uitleggen, maar we zullen elkaar weer ontmoeten, hier, precies op deze plek, en dan zal alles duidelijk worden,” vertelde hij enigszins opgelucht. Luce begon zo langzamerhand te denken dat hij een beetje gestoord was, en hoopte, dat als ze toe zou stemmen, er niks gebeurde en ze gewoon naar huis kon gaan.
“Oke,” zei ze uiteindelijk met een zucht. De jongen was in eens zo opgelucht, en zijn uitdrukking veranderde naar blij.
“Dankje, dankje, dankje! Ik zal je eeuwig dankbaar zijn, ik zal alles doen wat je wil, alles!”
“Jaja,”zei Luce snel, ze wou gewoon weg, naar huis.
“Oke, mag ik-?” Hij stak zijn hand uit. Luce beet op haar lip en knikte met tegenzin.
Tom pakte haar hand, en Luce voelde een kleine tinteling.
“We zullen elkaar hier weer zien, op deze plek” zei Tom met een glimlach, en hij liet haar hand los. Nu hij niet meer in paniek was, leek hij een heel ander mens. Luce knikte opgelucht.
“Tot ziens, dan, denk ik,” zei ze nogal ongemakkelijk, al geloofde ze zelf niet dat dat echt zou gebeuren. Tom knikte ook, en Luce draaide zich om en rende bijna terug naar de camping, naar haar ouders, naar de normale wereld, waar mensen dit niet overkwam. De volgende dag zou ze weg gaan, en alle rare herinneringen op het eiland laten.
Er zijn nog geen reacties.