'Wie is ze?'
Daar zat ik dan boven op de berg. Zo rustig als het hier was, zo onrustig was ik. Nog geen halve meter zat hij, hij die mijn hele buik, mijn hele lichaam op hol bracht. Ik had maar een vraag. ‘Wie is ze?’ Ik staarde strak naar de duizenden lichtjes in het dal. Door de tranen die mijn ogen vulden werden ze steeds groter, groter en groter. Ik wachtte op een antwoord, maar ik kreeg hem niet, nog niet. Na een lange tijd hoorde ik hem diep zuchten. ‘Dat kan ik niet zeggen.’zei hij. Trilde zijn stem nou? Moest hij zijn tranen in bedwang houden? Ik zuchtte, ik verbeelde het me vast, alweer. ‘Je kunt me alles zeggen.’ Zei ik. ‘Dat weet je.’ Ik beet hard op mijn lip om mijn traan niet naar beneden te laten rollen. Het mislukte heel snel biggelde de traan naar mijn lip snel ving ik hem, boem een kleine zoute ontploffing. ‘Als ik zeg wie ze is dan raak ik het liefste en mooiste meisje dat ik ooit heb ontmoet kwijt. En dat wil ik niet. Echt niet.’ zei hij heel rustig. Ik wist niet of ik hier blij mee moest zijn. Was dit een compliment naar mij? Ik slikte een paar keer, om zeker te weten dat de traan weg was, voorgoed. ‘Ik weet dat we goede vrienden zijn, maar..’ ik stopte en slikte. ‘Ik kan niet verder leven als ik je moet delen..’ Ik draaide mijn hoofd en keek in zijn diep blauwe ogen. ‘Sorry’ fluisterde ik zacht. Ik had verwacht dat hij boos zou zijn of teleurgesteld, maar integendeel. Hij glimlachte. ‘Ik zou er niet aan willen denken om gedeeld te moeten worden.’ Hij kwam steeds dichter naar me toe en kuste me zacht.
Reageer (1)
Deze zin vond ik een beetje raar klinken: Het mislukte heel snel biggelde de traan naar mijn lip snel ving ik hem, boem een kleine zoute ontploffing.
1 decennium geledenMaar voor de rest schrijf je wel goed.