Foto bij ~098~

Mary Brooks

Zenuwachtig loop ik naast Perkamentus naar boven. Naar Sirius Zwarts. Mijn vader, die straks door de Dementors de Kus zal krijgen. Wat moet ik tegen hem zeggen? Wat moet ik in vredesnaam tegen hem zeggen? Misschien moet ik vragen hoe hij mijn moeder heeft leren kennen… Of vragen stellen over hem. Maar wat moet ik hem dan vragen? Want als ik hem nu beter leer kennen, zal ik hem dan straks niet al te meer missen? Hoeveel tijd zullen ze me geven om met hem te praten?
‘Professor?’ Vraag ik zacht. Zo zacht dat ik betwijfel of hij het wel gehoord heeft. Maar als ik opkijk, zie ik dat hij me nieuwsgierig aankijkt. Ik kijk weer weg. ‘Hoe lang mag ik met hem praten?’
‘Ik ben bang dat de Minister dit zo snel mogelijk wil afhandelen. Veel tijd zul je niet hebben, zo’n tien minuten.’ Hij blijft stilstaan, dus ik stop ook. ‘Luister goed. Ik heb Harry en Hermelien gestuurd om Sirius te redden, schrik dus niet als zij bij het raam verschijnen. Je moet er dan voor zorgen dat je weg gaat voor ze binnenkomen, er zal daarna namelijk nog gecontroleerd worden op zijn aanwezigheid. Ook moet je na je bezoek, de minister nog even bezighouden. Ik zal er voor zorgen dat Harry en Hermelien weer terug in de Ziekenzaal zijn, als ze zijn verdwijning merken.’ Hij kijkt me even aan en ik knik om aan te geven dat ik zijn verhaal begrepen heb, dan loopt hij weer verder.
Maar hoe gaan Harry en Hermelien hem redden, als ze nu in de Ziekenzaal zitten opgesloten? Ik stop mijn gedachten weg als Perkamentus weer stopt, dit keer voor een deur waar de Minister en nog wat mensen ook voor staan. Droebel kijkt me even ongemakkelijk aan en knikt dan naar een man die bij de deur staat. Als ik Perkamentus even aankijk, geeft hij me een bemoedigend knikje en ik loop richting de deur. De man richt vraagt of ik mijn zakken leeg wil maken en neemt mijn toverstok in beslag. Als ik dit gedaan heb, spreekt hij een spreuk uit om te controleren of ik niks meer bij me heb. Dan opent hij de deur voor me. Ik haal even diep adem en stap dan de kamer binnen. Als ik om me heen kijk zie ik een bureau, een paar stoelen, een bank en een boekenkast staan. Dit zal wel het kantoor van een leraar zijn. De ramen zijn redelijk groot voor het kleine kamertje en geven zicht op het meer. Voor het raam staat hij, Sirius Zwarts, hij houdt zijn armen achter zijn rug en kijkt naar de volle maan. Ik kijk even naar hem, naar wat van hem is overgebleven na al die jaren in Azkaban. Al die tijd dat hij onschuldig was.
‘Is het al tijd?’ Vraagt hij met schorre stem terwijl hij zijn blik afwendt van de maan en naar beneden kijkt, naar zijn blote voeten.
Ik krijg tranen in mijn ogen als ik hem zo zie, de magere man die voor me staat, mijn vader. ‘Pap?’ Fluister ik. Het voelt raar om hem zo te noemen, de man die mijn vader is, maar die ik nooit heb gekend. En dat allemaal door één persoon… Peter Pippeling.
‘Mary…’ Fluister hij. Hij draait zich om en kijkt op, er zit een bepaalde glinstering in zijn ogen die hem er een stuk levendiger uit laat zien. Hij glimlacht even waterig naar me. ‘Je weet wat...’
Ik knik en kijk naar beneden om mijn tranen te verbergen. ‘Ik mocht nog even met je praten.’ Als ik opkijk, zie ik dat hij nu oprecht glimlacht. Ik hoop maar dat Harry en Hermelien op tijd zullen zijn. ‘We hebben nog geprobeerd te vertellen dat je onschuldig bent, maar ze willen het niet geloven.’
Hij knikt even triest. ‘Er is geen bewijs dat ik het niet gedaan zou hebben.’ Hij draait zich om en gaat op een stoel zitten. ‘Is er nog iets dat je wilt weten, voor ik…’ Hij stopt zijn zin en staart even voor zich uit.
Ik ga op de bank zitten en kijk hem aan. ‘Mijn moeder is uit Engeland vertrokken toen jij naar Azkaban ging… Toch heeft ze altijd geloofd dat je onschuldig bent. Ik snap niet waarom ze weg is gegaan… En waarom ze jou niet van mijn bestaan vertelt heeft.’
Hij kijkt me even moeilijk aan en richt zijn blik dan op zijn handen. ‘Ik heb nooit geweten dat ze zwanger was… In ons laatste schooljaar kregen we even een relatie, maar ik heb het grondig verpest. Het was tegen het einde van het schooljaar en ze ging me zoveel mogelijk uit de weg. Na school was het onmogelijk om haar nog te kunnen vinden, ik heb alles geprobeerd, iedereen gebeld, maar niemand wist me te vertellen waar ze was.’ Hij kijkt me aan. ‘Je lijkt zoveel op haar… Ik kan echt niet geloven dat ze er niet meer is.’
Uit mijn ooghoek zie ik iets bewegen bij het raam en als ik opkijk, zie ik hoe Harry en Hermelien op een Hippogrief voor het raam zweven. ‘Je krijgt nog een kans om het goed te maken.’ Zeg ik en knik naar het raam. Hij kijkt om en kijkt me dan verrast aan. Ik grijns. ‘Ik moet nu weer gaan.’ Ik sta op en even staan we een beetje ongemakkelijk tegenover elkaar, maar dan geef ik hem toch een knuffel. ‘Schrijf.’ Fluister ik en glimlach nog even naar hem, voordat ik naar de deur loop.
Als ik het kamertje uitloop, loopt er een man naar binnen. Het lijkt alsof Droebel expres mijn ogen probeert te ontwijken. Zenuwachtig wiebelt hij heen en weer op zijn voeten en hij knippert absurd vaak met zijn ogen. De man stapt weer uit hem kamertje en Droebel is gedwongen om toch even in mijn richting te kijken. De man knikt even naar hem en hij knikt naar iemand anders, die me mijn spullen teruggeeft. Langzaam doe ik alles weer terug in mijn zakken en plaats mijn toverstok zó dat ik hem makkelijk zou kunnen pakken, mocht dat nodig zijn. Als Droebel merkt dat ik nog steeds niet weg ben, kijkt hij nerveus in mijn richting. 'Ik denk dat je beter terug kunt gaan naar de Ziekenzaal, volgens mij wou mevrouw Plijster nog wat onderzoekjes doen.'
'Minister? Waarom moet u dit doen? Kunt u mijn vader niet gewoon laten leven?' Ik zucht even en kijk hem overdreven zielig aan.
'Ehm.. Nou... Ik...' Zenuwachtig flitsen zijn ogen door de gang, op zoek naar een uitweg. 'Dat is niet mijn beslissing.'
'Maar u heeft er toch wel iets over te zeggen?'
'Luister. Zwarts heeft veel mensen vermoord in het verleden en is uit Azkaban ontsnapt om Potter te vermoorden. Wees blij dat je nog leeft.'
'Dat is niet waar!' Ik kijk hem woedend aan. 'Hij is onschuldig! Pippeling heeft al die mensen vermoord! Sirius heeft al die tijd onschuldig in Azkaban gezeten en-'
'Minister? Is het nog niet gebeurd?' Als ik achterom kijk, om de eigenaar van de stem die me onderbreekt te vinden, zie ik Sneep staan.
Droebel kijkt hem even aan. 'De Dementors kunnen nog niet komen, tot...' Hij kijkt even hulpeloos naar mij.
'Ah... En waarom mag zij hier eigenlijk komen?' Hij kijkt me even minachtend aan.
'Hij is mijn vader!' Roep ik en wijs naar de deur, waar Zwarts achter zit.
Sneep kijkt me even raar aan, hij lijkt aangedaan door dit feit. Na een tijdje komt hij weer in beweging en richt zich op de minister. 'Zal ik haar weer terug naar de Ziekenzaal begeleiden?'
Droebel kijkt hem opgelucht aan en doet zijn mond open om te antwoorden, maar ik ben hem voor. 'Nee, hoeft niet, ik ga zelf wel.' Ik kijk Sneep nog even woedend aan en loop dan richting de Ziekenzaal, glimlachend. Ik hoop maar dat dat lang genoeg was...



Kijk eens hoe ontzettend lang dit hoofdstuk is! Ik kon gewoon niet stoppen :') Maar volgens mij heb ik ook een beetje anders geschreven dan normaal…
Gosh, ik word gewoon depressief bij de gedachte dat dit hoofdstuk 98 is… En ik ben ziek -.-‘ *zucht* Reacties?(A)

Reageer (31)

  • MacGyver

    Waarom word je depressief van het feit dat je al zoveel hoofdstukken hebt geschreven?

    1 decennium geleden
  • NinzzXx

    super gewelding :D i love her! snel verder :D x

    1 decennium geleden
  • Mylintis

    Ik ben al even depressief als jou! Maar snel, snel, snel verder!

    1 decennium geleden
  • Kreynta

    als je er depressief van wordt, waarom maak je je verhaal dat niet langer?
    soms snap ik jouw echt niet, hoor
    het is jouw story, jij kunt hem zo lang maken als je wilt! en dan kies je ervoor om hem maar 100 hoofdstukken te maken en dan wordt je depressief??? :O
    vaag kindje ben jij(krul)

    1 decennium geleden
  • SpinTheHarry

    Wéééh!(huil)Nog maar twee hoofdstukken!:(

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen