4. Vriendschap
Vanbinnen voelde Severus zich alles behalve emotieloos. Lilly was een Griffoendor en hij een Zwadderich, was dat niet het zelfde als vijanden? Vanaf zijn plek zag hij dat twee groene ogen hem in de gaten hielden. Severus probeerde het te negeren. Lilly hoefde niet te zien hoe hij zich voelde. Ook al was zij precies de gene die hij nu zo graag even wilde spreken. Ze leek dingen altijd zo heerlijk te kunnen verklaren. En maakte zelfs zoiets als dit dragelijk. Het eten verscheen op de gouden schalen op de tafels. Iedereen in de zaal zette de aanval in. Ook Severus begon rustig aan zijn aardappeltjes. Na het eten werden alle 1e jaars meegenomen door de klasse oudste. Lilly vertrok met de andere Griffoendors. En Severus met zijn groepje Zwadderaars. De klasse oudste van Zwadderich bleek een slanke jonge dame uit de 6e. Haar lange blonde haar viel in lange stroken over haar schouders. En met haar grijze ogen bekeek ze minachtend de 1e jaars van de andere afdelingen. ‘Ik ben Narcissa Zwarts, een van de klasse oudste van Zwadderich.’ Stelde ze zich voor. ‘De afdelingskamer van Zwadderich is in de kerkers. Volg me.’ Melde ze kort. De andere en Severus volgde haar. Ze liepen verschilde trappen af en de kerkers leken wel op een ondergronds doolhof. Maar uiteindelijk stopte ze voor een muur. ‘Puurbloed, is het wachtwoord.’ zei ze met haar koele hoge stem. De muur schoof snel en geruisloos opzij. Daarachter bleek zich een behaaglijke woonkamer te bevinden. Aan de wanden hingen groene kleden en schilderijen van Duister Uitziende heksen en tovenaars. In het midden van de kamer lag een groen kleed voor de grote openhaard. En daaromheen verschillende bruinleren fauteuils. Op één van de fauteuils zat een jongen die duidelijk het een en ander te zeggen had. Zijn lange blonde haren deden Severus denken aan de manen van een sierlijke en gracieuze leeuw. En zijn grijze ogen die de leerlingen een voor een leken te keuren, waren makkelijk te vergelijken met een roofdier die zijn prooi bekeek.
Narcissa wees de leerlingen hun slaapzalen en voegde zich daarna weer bij een groepje andere 6e jaars Zwadderich. Severus liep in alle eenzaamheid naar de jongensslaapzaal. In de zaal stonden 3 bedden. Naast een van de bedden stond de hutkoffer, die Serverus als de zijne, herkende. Hij liet zich achterover op zijn bed vallen, en keek naar het plafon van zijn groen zilveren hemelbed. Hij hoorde dat de deur van de kamer werd opengegooid maar hij had geen zin om omhoog te komen.
‘En jij bent?’ de vraag werd uit het niets op hem afgevuurd. Met tegenzin hees Severus zich omhoog. Hij zag een jongen van zijn leeftijd op het bed tegenover hem zitten. Zijn halflange donkerblonde haren zaten warrig. En zijn ijsblauwe ogen keken hem vragend aan. Je zou hem niet als aardig kunnen beschrijven. Maar hij was de eerste die contact met hem zocht. ‘Severus, Severus Sneep.’ Antwoorden hij minder krachtig als hij had gewild. Bij het noemen van zijn achternaam had de jongen hem onderzoekend aangekeken. ‘Dreuzelsouders?’ vroeg de jongen zachtjes. ‘M’n vader.’ Antwoorde hij met niet-bedoelde walging in zijn stem. Vreemd genoeg leek dit de jongen juist gerust te stellen. En er verscheen een lichte grijns op zijn gezicht. ‘Mooiso, wij hebben het niet zo op dreuzelvriendjes, bij Zwadderich. Ik heet trouwens Kasper Krodde.’ Zei Kasper en hij stak zijn hand uit. Severus pakte hem aan. ‘Wie is die andere?’ vroeg Severus terwijl hij naar het laatste bed knikte. ‘Rabastan van Detta, of te wel Rabas. Hij is zuiverbloed.’ Melde Kasper. Severus knikte. Hij was nog maar een dag op Zweinstein maar hij had nu al wel door hoe de machtsverdeling was. Zuiverbloed was goed, Halfbloed is oké, Maar een dreuzeltelg, oftewel modderbloedje, betekend onderkruipsel.
Er zijn nog geen reacties.