14.
Shun POV
De zon is al weer onder gegaan, en de maan komt tevoorschijn. Nog steeds is er niks te zien van een aarderijk, alleen bergen, zand, gras, en kiezelsteentjes. De lucht wordt alweer kouder, en nog steeds vind ik het dom van mezelf dat ik geen jas mee heb genomen. Nog steeds adem ik zwaar en voel me ziek, het liefst zou ik willen slapen, ook al was het op het vieze zand met allemaal beestjes, maar we moeten in ieder geval het aardrijk bereiken. Ook Young ziet er uit alsof zijn ogen op elk moment dicht kunnen vallen. ‘Oke, kunnen we niet even rusten?’ Young knikt opgelucht, en meteen laat ik me vallen op de grond en sluit mijn ogen. Met mijn watertechnieken haal ik wat water uit een van flesjes, en stuur het naar mijn mond. Daarna wordt alles zwart voor mijn ogen, zo moe ben ik.
Ik knipper zachtjes met mijn ogen wanneer ik iets zacht over mijn gezicht voel strelen. Ook voel ik lagen briesjes over me heen komen. Ik realiseer me dat dat niet Young kan zijn en open mijn ogen. Ik schrik wanneer ik een grote zwarte paardenneus zie. Maar gillen doe ik niet. ‘Young?’ Ik kijk om me heen waar Young zou kunnen zijn, maar die ligt een paar meter verderop te snurken. Ik wend mijn ogen weer op de merrie. Meestal komen wilde paarden niet tevoorschijn als er mensen in de buurt zijn, ze verschuilen zicht achter de bergen waar zich ook nog een vrij groot landschap bevindt. Ik hou mijn hand tegen haar neus aan, en ze ruikt er rustig en goedkeurend aan. Haar ogen staan op lief en verzorgend, en meteen voel ik me op mijn gemak bij het paard. Raar genoeg is ze niet mager en ziet ze er vrij goed verzorgend uit. Dit kon twee dingen betekenen. Ze leeft in een kudde waar iedereen er voor elkaar is, of het paard heeft een eigenaar. ’Wat ben jij een prachtig dier.’ Fluister ik. Ze geeft een briesje. 'Ik noem je Liemayna. Omdat je rustig en zorgzaam bent.' We kunnen haar gebruiken. Het gaat een stuk sneller te paard. En ook kunnen ze van tevoren voelen dat er wat ergs gaat gebeuren. Ik pak mijn fles water en giet het laatste beetje van de eerste fles in mijn hand en reik het voorzichtig naar de richting van Liemayna. Meteen slokt ze het op, ze heeft honger kan ik aan haar zien. ‘Als je meegaat naar het aarderijk, kunnen we eten en onderdak voor je kopen. Maar dan zou je ons wel moeten helpen om ons daar heen te brengen.’ Of ze het hoort of niet, toch praat ik tegen het lieve dier, het lijkt net alsof je meeleven luistert wat de neiging groter maakt om tegen haar te praten. Young kreunt en wordt wakker. Meteen worden zijn ogen groot wanneer hij het paard ziet. ‘Hoe kom je daaraan?’ Zegt hij ongelovig. ‘Ze was hier al wanneer ik sliep.’ Zeg ik met een trotse glimlach terwijl ik naar haar kijk. ‘Ze kan ons dragen naar het aarderijk, dat gaat veel sneller dan lopen.’ In Young zijn ogen zie ik hoe blij en opgelucht is. ‘Bedankt, paard. Je bent onze reddende engel.’ Zegt hij met een overslaande stem. ‘Laten we gaan, het is al stom van ons dat we in slaap zijn gevallen. We hebben ze een voorsprong gegeven.’ Young knikt en zijn ogen staan weer op serieus. In een keer springt hij op het paard en reikt zijn hand uit naar mij om me erbij op te trekken. ‘Hoe komt het dat dit beest zo tem is.’ ‘Ten eerste, het is geen beest, ze heet Liemayna, en ten tweede, ik heb geen flauw idee. Misschien voelt ze zicht ontspannen bij ons.’ Young spoort Liemayna zachtjes aan, en meteen stuift ze naar voren. Ik vraag me af waar hij zo heeft leren paardrijden.
Er zijn nog geen reacties.