101°

Tagas was erg verlegen bij mensen die hij niet kende, dat vond ik erg schattig. Alec wist ook niet wat hij moest zeggen. De stilte was erg ongemakkelijk. ‘Wij gaan weer naar huis, misschien heeft Alice iets gezien’ mompelde ik en ik pakte Santiago’s hand. Alec knikte. Ik glimlachte naar hem en rende weg. Alice zat in de woonkamer voor zich uit te staren, maar haar ogen waren niet wazig, haar blik was wel, ja wat was het? Ik had haar nog nooit zo zijn staren, het was..pijnlijk. Toen we binnen kwamen keek ze op. Ik rende naar haar toe. ‘Wat heb je gezien Alice?’ vroeg ik. Ze keek naar Santiago. ‘Het maakt ze niets uit van Tagas.’ Zei ze. Ik zuchtte opgelucht. Maar aan haar blik te zien was er nog iets. ‘Wat?’ vroeg ik. De andere Cullens staarden naar mij en Santiago. ‘Santiago komt niet onder zijn straf uit’ zei ze zacht. Ik keek haar met grote ogen aan, en als ik nog kon huilen dan rolden de tranen over mijn wangen. Tagas keek me vragend aan, hij wist niet waar ze het over had. Ik glimlachte nep naar hem en zette hem op de grond. ‘Ga maar spelen met Emmett’ mompelde ik. Hij knikte en liep snel naar Emmett toe. Ik keek weer naar Alice. ‘Gaan ze hem doden?’ vroeg ik. Ze knikte. ‘Ik heb het gezien.’ Zei ze. Ik schudde mijn hoofd. ‘Het gaat niet gebeuren.’ Mompelde ik. ‘Hoe wil je ze dan tegenhouden Hael? Ze zijn te sterk.’ Zei Santiago. Ik haalde mijn schouders op. ‘Tegenhouden lukt niet, anders vluchten we toch? Ik weet dat ze Demetri hebben maar..’ zei ik. ‘We kunnen niet vluchten met Tagas’ onderbrak hij me. Ik zuchtte. ‘Er moet iets zijn’ mompelde ik. Santiago omhelsde me. ‘Anders sluit ik me wel weer aan, dan zouden ze niets doen.’ zei hij zacht. Ik schudde mijn hoofd, dan moest ik daar ook wonen, en ik wou daar niet meer zijn. ‘Maar hoe is Eleazar daar dan weggekomen?’ vroeg Bella. Wie is Eleazar? ‘Eleazar is een lid van de Denali clan ze zijn ook vegetarisch, hij is weggekomen omdat Chelsea zijn band met Carmen niet kon breken’ vertelde Edward. ‘Maar onze band is ook verschrikkelijk sterk, dat zie ik toch.’ zei ik. Wat als Santiago wel dood gaat? Ik kan niet leven zonder hem! Maar ik zal wel moeten, ik wil Tagas dan niet ouderloos achterlaten.