Nine.
In de verte sloeg de Big Ben acht. Mijn blik dwaalde door een studeerkamer van grote schoonheid. Voor me stond een prachtig mahoniehouten bureau. De paperassen lagen ordelijk in stapeltjes aan de zijkanten van het bureau, aan de linkerkant stond een glanzenden houten globe en aan de rechterkant stond een tafelklok zachtjes te tikken. Ikzelf zat op een zachte stoel met rode voering en een glans alsof hij net nieuw was. Achter het bureau hing een echte Jean Baptiste Greuze. Een glimlach verscheen onwillekeurig op mijn gezicht toen mijn blik langs het doek gleed. Het deed me denken aan een momet enkele weken geleden. Ik zag nog hoe Holmes voor me in de sofa zat, vurig aan het vertellen over de man die ik zo zou ontmoeten. Een ander doek van dezelfde schilder had in 1865 veertigduizend pond opgebracht op een veiling. Het salaris van een professor werd geschat op een zevenhonderd pond per jaar. Ofwel spaarde deze man alles op, maar dat betwijfelde ik aan dit kantoor te zien, ofwel had hij een bijverdienste die lichtjes meer opbracht.
Ik werd me opeens gewaar van de aanwezigheid van een andere persoon in de kamer. Mijn spieren spanden zich onmiddellijk op, maar uiterlijk bleef ik doodkalm.
"U ziet, ik ben op de uitnodiging ingegaan," zei ik kil.
De man achter me lachte even kort en emotieloos.
"Dat verbaast me niet, juffrouw Branson. Uw vader had me al op de hoogte gesteld van uw roekeloosheid," sprak hij, zijn stem zacht maar met een duidelijk hoorbare dreiging.
Ik glimlachte even in mezelf. Ik wist dat ik me in een zwakke positie bevond daar op die stoel, met de gevaarlijkste man van London achter me. Maar ik bleef rustig zitten. Wat komen moest, kwam maar. Ik was voorbereid.
"Tut tut, juffrouw Branson toch. Het is een gevaarlijke gewoonte een mes in uw broekzak te houden. U zou uzelf nog kunnen verwonden. Leg uw wapen maar op mijn bureau, dan kunnen we misschien praten,"
Ik prevelde een lelijke vloek, maar volgde zijn aanwijzingen toch op. Met een klap legde ik het Corsicaanse Vendettames op het hout van het bureau. Het was een knipmes, van het type waarmee de opvliegende Corsicanen hun bloedwraak mee uitvochten. Het lemmet was lang en strak en ingebed in een heft van rood hout. Op het staal van het lemmet stond een Morenkop gegraveerd. Het was een handig mes, dat snel uitklapte en diep tot in het vlees van je vijand drong. Moeder had het vroeger steeds bij zich gedragen als ze ging werken. En nu had ik het meegenomen naar hier. Veiligheid boven alles.
Zodra het mes op het bureau lag, hoorde ik voeten zich verplaatsen. In mijn ooghoek dook een gestalte op. Dit was dus de man die London terrorisseerde. Hij was lang en mager, met een groot voorhoofd en ogen die zo diep in zijn oogkassen lagen dat ze compleet overschaduwd werden door zijn wenkbrauwen. Zijn gezicht was onbehaard, waardoor zijn zo al bleke huid bijna doorschijnend leek. Zijn gelaatstrekken lieten nog iets van de professor van weleer doorschijnen. Hij leek me een man die zichzelf alle comfort ontzegde. Met geheven hoofd stond ik op.
"Professor James Moriarty," zei hij met een lichte hoofdknik.
"Alice Catherine Branson," antwoordde ik koeltjes.
Hij plaatste zich achter zijn bureau en gebaarde ik ook weer mocht gaan zitten. Ik zette me weer in de zachte stoel. De man keek me lang aan, waarna hij weer begon te praten.
"U zou perfect in mijn organisatie passen. U bent begiftigd met de gave van de kennis, een opvliegendheid die eigen is aan de vrouw en een schoonheid die maar zelden gezien is in de straten van deze stad. Daarom, wilde ik u een voorstel doen. Uw vader heeft het me uitzonderlijk moeilijk gemaakt in één van mijn opdrachten. In ruil voor uw medewerking en belofte alles daarna te laten rusten, laat ik uw vader en u gaan,"
Ik luisterde met een emotieloos gezicht naar de man. Bij elk woord dat hij uitsprak, ging ik hem nog meer haten. Toen hij klaar was, keek hij me afwachtend aan.
"Ik vrees dat ik uw voorstel moet afwijzen, professor. Ik ben enkel hierheen gekomen om een einde te maken aan dit spelletje. Al moet ik daarbij mijn laatste adem uitblazen," zei ik verbeten.
De man schudde zuchtend zijn hoofd.
"Ik had zo gehoopt dat u slimmer was," mompelde hij, waarna hij met een bel rinkelde.
Een verborgen paneel gleed open. Een man van ongeveer twee meter tien kwam gebukt door de verschenen opening. Voor zicht uit duwde hij Holmes, bont en blauw en vuil als een bedelaar. In een opwelling schoot ik overeind en rende naar hem toe.
"Vader!" riep ik geschrokken uit.
Hij kon nog amper op zijn benen staan, waardoor hij met een klap de houten vloer zakte. Ik knielde voor hem neer en bekeek zijn gezicht. De sporen van marteling waren zichtbaar in de manier waarop hij naar me keek. De eens zo sterke, onbuigzame man was langzaamaan aan het breken. Maar ergens glimde nog die flikkering van trots en strijdvaardigheid in zijn ogen. Bij het zien van mijn bezorgde blik, glimlachte hij bemoedigend.
"Alice," mompelde hij moeizaam.
De haat in mijn hart vlamde op als een steekvlam. Ik kwam weer overeind en keek naar de professor, die nog steeds bewegingsloos achter zijn bureau zat.
"U, professor, bent een monster van het ergste soort," sneerde ik zonder angst.
Hij knipperde enkele keren snel na elkaar met zijn ogen en kwam overeind uit zijn stoel. Met een vreemd energieke pas kwam hij op me af.
"Bent u bezorgd om uw vader? Wilt u hem bevrijden?" vroeg hij kalm.
"U bent de geniale professor, wat denkt u nu zelf?" snauwde ik vijandig.
"Goed zo. Dan heb ik een opdracht voor u,"
"Ik werk niet voor u, ik neem dus geen bevelen van u aan,"
Moriarty knikte kort naar de reus, die mijn schouders beetnam en ze pijnlijk naar achteren trok. Ik gromde laag van de pijn en kneep mijn ogen samen.
"Doet u nu wat ik zeg?"
"Nooit!" antwoordde ik met mijn kaken opeengeklemd.
Met een enkele duw, dwong de reus me op mijn knieën, waarna hij mijn hoofd stevig vastnam. Ik voelde wat hij wilde doen. Hij moest maar even draaien en mijn nek zou breken als een lucifer in zijn grip. Holmes slaakte een geschrokken kreet.
"Ik vraag het u nog één keer. Doet u nu wat ik zeg?" vroeg Moriarty rustig.
Mijn hart beval me nee te zeggen, maar mijn hoofd vertelde me dat ik er nog niets mee zou verder komen. Ik zou ter plekke sterven, zonder Moriarty ook maar iets in de weg gelegd te hebben. Uiteindelijk gaf ik geheel tegen mijn zin toe. Ik mocht weer opstaan, met pijnlijke schouders en een razend hart, maar levend en wel.
"Ik denk dat u wel weet dat mijn aanslag op uw compagnon vanmiddag, Dr. John Watson, lichtjes mislukt is. Aan u de taak om af te maken wat mijn agenten begonnen zijn,"
Hij drukte mijn mes stevig in mijn handen. Even stond de wereld stil. Ademloos staarde ik naar het wapen in mijn hand. Alles zou ik nog overwogen hebben, maar nu vroeg hij werkelijk het onmogelijke van me. Een tweede agent van Moriarty dook op. Ik herkende hem als de man die ik roekeloos achtervolgd had op Piccadilly. Even kruisten onze blikken, maar hij liet niets merken dat we elkaar kenden. Ik slikte, knipte het mes toe en liet het weer in mijn zak glijden.
"Ik verwacht u hier terug morgenochtend om tien," sprak Moriarty nog.
Enkele minuten later stond ik weer op de stoep, met een missie die ik nooit zou kunnen volbrengen. En de politie inlichten of de opdrahc tniet uitvoeren waren ook geen mogelijkheden aangezien zijn spionnen overal zaten. Er zat maar één ding op. De man van wie ik hield vermoorden.
Reageer (5)
kan ze niet doen alsof ze Watson vermoord?!
1 decennium geledenjknsdf,kbdl!
1 decennium geledenIk wil niet! Alles moet goedkomen!!!!
NEEEEEEEEEEEEEEEEE!
1 decennium geledenniet lieve Watson, en ook niet lieve Holmes
Snel verder please(baby) ik kan niet wachten
Oh no he didn't ;o Wat een *¨%£^$ùµ$"^&@
1 decennium geledenOMA ik weet dat ik dit al gezegd heb (BTW OMA staat niet voor oma maar voor Oh My Agar ) MAAR JE MOET VERDER NA DEZE AMAAAAZING PLOTTWIST
1 decennium geleden